stem: mirjam van hengel
titel: en ik die keffend in mijn canto’s woon
bron: de groene amsterdammer 19.9.2019

Maxim Februari legde het een paar weken geleden nog uit in Zomergasten: als je schrijft is het nuttig je zinnen te tikken op de tafelrand om te kijken of het ritme een beetje prettig is. Hij had het als kind moeten leren van zijn vioolleraar, moeilijke ritmes, die van de melodie met de rechterhand en van de maatsoort met de linker. Nu kon hij het niet meer – ‘als je ouder wordt, word je steeds stommer’ – maar in verband met schrijven was hij het blijven doen, tikken. Hij gaf als voorbeeld de zin ‘ergens heeft iemand het licht ontstoken’. Interessant ritme, totdat een redacteur dat ‘ontstoken’ had veranderd in ‘aangestoken’. Au. ‘Met ‘ontstoken’ krijg je nog net dat huppeltje’, zei Februari. Zo’n Fred Astaire en Ginger Rogers-huppeltje. Met ‘aangestoken’ krijg je dat niet.’ Februari sprak niet van een dactylus, van jamben of trocheeën. Wat dat betreft was hij als de Sinéad O’Connor in een van zijn keuzefragmenten, die intervallen liever uitvogelde op haar gehoor dan op basis van bladmuziek en notenleer. Liever de benaming ‘huppeltje’ dan technische uitleg over metrische structuren van een tekst.