Van oudsher is het de belangrijkste functie van een levende mythologie om het bewustzijn te verzoenen met de allereerste voorwaarden van het eigen bestaan, oftewel met de aard van het leven.

Het leven voedt zich met leven.

De eerste wet luidt: de ene keer eet ik jou op, de andere keer eet jij mij op. Voor het bewustzijn is dit geen eenvoudige boodschap. De impact van deze horror, van het monster ‘leven’, op het gevoelige bewustzijn is enorm. Het leven is een verschrikkelijke aanwezigheid en zonder dat monster zou je hier niet zijn.

De eerste, primitieve mythologieën zijn affirmatief: ze omhelzen het leven zoals het is. Ik denk niet dat er een antropoloog is die ooit een primitieve mythologie heeft ontdekt die negatief tegenover de wereld staat. Als je je realiseert waar de primitieve mens mee te maken kreeg – de pijn en de angsten en de problemen om alleen al te overleven – dan is dat ongelooflijk.

Ik heb over de hele wereld mythen bestudeerd van deze culturen en ik herinner me niet één negatief woord in het primitieve denken met betrekking tot het bestaan of het universum.

Wereldmoeheid komt later, bij mensen met een luxer leven.

De enige manier omhet leven te affirmeren is om het honderd procent te affirmeren, tot in de verrotte, afschuwelijke kern. Dit is het soort affirmatie dat je in primitieve rituelen terugziet.

Sommige zijn zo wreed, dat je er nauwelijks over kunt lezen, laat staan naar kunt kijken. Toch bieden ze de jonge adolescent een levendig beeld: het leven is een monster als je wilt leven, moet je het op déze manier doen, dat wil zeggen volgens de tradities van de stam.

Rond de achtste eeuw voor Christus vindt zoals ik het noem de Grote Ommekeer plaats. Mensen die over een zekere gevoeligheid en een zeker bewustzijn beschikten konden zich niet meer neerleggen bij de dagelijkse horror van het leven.

Hun wereldvisie echoot na in de woorden van Schopenhauer: ‘Het leven is iets wat er niet had mogen zijn.’ Het leven is een fundamentele, metafysische, kosmische vergissing.

Veel mensen vonden het zo afschuwelijk dat ze zich terugtrokken.

Wat voor mythologie ontstaat er dan?

In die periode verschijnen er in de mythologie elementen van afzondering, afwijzing en renunciatie – de negatie van het leven. Hier vinden we de escapistische mythologie.

En dan bedoel ik ook echt escapisme: weg van de wereld. Maar hoe doe je dat, hoe kom je af van de drang om te leven of van de wrok omdat het leven je niet geeft waar je recht op meent te hebben, dat het deze horror blijkt te zijn?

Hoe kun je die levensdrang of die teleurstelling in het leven de kop in drukken? Door de wereldontkennende, de kosmosontkennende mythologieën aan te hangen die deze functie vervullen.

Het jaïnisme en het vroege monastieke boeddhisme zijn goede voorbeelden van deze metafysische benadering.

Het jaïnisme is misschien wel de oudste levende religie van de wereld.

Er zijn nog maar weinig jaïns in leven, hoofdzakelijk in en rond Bombay.

Hun eerste wet is ahimsa ofwel geweldloosheid, geen leven schaden.

Ironisch genoeg is het een zeer rijke groepering in India, want als je een carrière zoekt waar je geen levens schaadt – fysiek althans – dan blijkt bankieren een van de beste opties. En dus zijn ze een kleine maar uiterst elitaire groep geworden.

Zoals de meeste negatieve sekten, zijn ze verdeeld in twee gemeenschappen. De ene is de lekengemeenschap, waarvan de leden gewoon in de wereld leven. De andere is die van de monniken en de nonnen die door de eersten worden onderhouden. Veel te onderhouden is er natuurlijk niet, want zij leven in het bos en hun belangrijkste taak is om niet meer mee te doen.

Hoe pak je zoiets aan?

Je begint met niets meer te eten dat lijkt te leven.

Je eet natuurlijk geen vlees, dat is taboe nummer 1. Maar je eet ook geen dingen die er als levende groente uitzien. Je plukt geen appels of sinaasappels. Je wacht totdat ze op de grond vallen.

Stel je eens het verrukkelijke feestmaal van een ascetische jaïn voor. Uiteindelijk eet je alleen nog dode bladeren en dergelijke, maar dankzij yoga-ademhaling en discipline weet je zelfs uit dat kleine beetje eten voldoende voeding te halen.

Het tweede doel is om je door deze manier van leven te ontdoen van al het verlangen naar het leven. Het idee is om pas te sterven wanneer je al je verlangen naar het leven kwijt bent en om die twee te laten samenvallen.

In het laatste stadium leg je een eed af om per dag slechts een bepaald aantal stappen te zetten. Langzaam maar zeker breng je het aantal stappen terug, want met elke stap die je zet breng je, zeker in het bos, schade toe aan schimmels, mieren en misschien zelfs de bodem.

De grondgedachte van deze traditie – en het is een fantastisch beeld van het universum – is dat alle dingen levende zielen zijn, ook wel monaden van het leven genoemd, op hun weg omhoog.

Waar jij je voet op zet is een levend iets, en na een groot aantal incarnaties bereikt het een leven als mens, die zijn voet neerzet op iets wat leeft. Ik vind dit een van de mooiste verbeeldingen van het universum als eenheid: het opstijgen uit de poel van de jiva’s, oftewel levende monaden. Het doet me denken aan een fles frisdrank waarvan je de dop af draait: alle belletjes komen omhoog.

Waar komen ze vandaan? Waar gaan ze naartoe? Hun oorsprong ligt voorbij alle categorieën en hun einddoel ligt voorbij alle categorieën. Maar daartussenin, in het leven, bevinden ze zich op hun weg omhoog.

We kunnen dus twee houdingen ten aanzien van het grote mysterie onderscheiden. De een is volledige affirmatie. Je zegt nergens ‘nee’ tegen. De andere houding is daadwerkelijk ‘nee’ zeggen – en dan ook helemaal. Alleen als het echt niet anders kan neem je nog deel aan de horror van dat alles.

Waar je op uit bent is maken dat je wegkomt.

stem: joseph campbell
titel: de noodzaak van riten
perspectief: pathways to bliss, over persoonlijke, psychologische kant van mythen, hoe mythen helpen bij persoonlijke groei, transformatie
bron: volg de stem van je hart (2009, vert. marce noordenbos)
mopw: meerstemmige encyclopedie