Mijn favoriete werk van Escher is Modderplas (1952), al heb ik even getwijfeld over Drie werelden (1955) omdat die lichtvoetiger is. Een monstrueuze meerval zwemt met grote ogen tussen drijvende bladeren in een bos, een surreële wereld van water, weerspiegeling, lucht. Modderplas is verstilder, kalmer, serener, ogenschijnlijk realistischer. Geen breinbrekende vlakverdeling, geen onmogelijk gebouw, geen water dat omhoogloopt, geen grappige bologige vis. Gewoon, iets wat hij heeft gezien op een wandeling. Zo moet het gegaan zijn. Hij rotzooide niet zomaar wat an. Houtgravure is er het medium niet voor. Het precieze snijden met een guts in een perenhouten plank, het graveren met burijnen in kopse houtblokken, het prepareren van de blokken, het geduld, de weerstand van het materiaal, denken in spiegelbeelden. Hij moet eerst iets zien, een idee hebben. Toch oogt Modderplas fris, het water is net uit de hemel gevallen. De kleurtoon is subtiel, de grond grijs, groen, bruin – een zweem van die drie kleuren tegelijk. Herhaling. Escher loopt dus door de bossen in Baarn, tijdens een wandeling, zijn bijna dagelijkse ‘draaiommetje’, hij sombert wat, Nederland inspireert hem minder dan Italië, dood blad kleeft aan zijn zool, de blik is naar beneden gericht, zijn vrouw is niet echt gelukkig hier. Boven hem is de helderblauwe Italiaanse lucht waar het donkere silhouet van cipressen zo mooi tegen afsteekt nergens te bekennen. De Baarnse bosgrond is vandaag zompig, drassig, vet en zwart. Hij zakt weg, zijn linkerschoen zuigt zich vast. Dan ziet hij het. Het idee voor een prent. Perfect zweeft het voor zijn geestesoog. Instant en volledig. Hij weet dat hij het nooit zo gerealiseerd krijgt, maar hier is het. Hij noteert: ‘Sporen van auto- en fietsbanden perspectivisch gezien, diagonaalsgewijze; glooiende verdieping met water gevuld: plas. Daarin weerspiegelt zich de maan.’ Ik moet twee keer lezen, maar het staat er, in die eerste notitie. Escher kijkt schuin. Dat is wat hij doet. Hij laat de kijker schuin naar de werkelijkheid kijken. Naar beneden kijken, boven zien, dat is geen onaardige definitie van kunst. Modderplas in Eschers woorden: ‘de wolkenloze avondhemel weerspiegelt zich in een modderplas die na een regenbui in een kuil van een bosweg is achtergebleven. Sporen van twee vrachtauto’s, twee fietsen en twee voetgangers zijn in de drassige bodem afgedrukt.’ Dat twee is mysterieus – twee vrachtauto’s, twee fietsen, twee voetgangers. Mogelijk betekent het iets belangrijks, ik weet het niet, ik zie die dubbele sporen gek genoeg nauwelijks, terwijl ze er toch duidelijk zijn, gebiologeerd als ik ben door Eschers idee: modder houdt maan gevangen. Het eeuwige in het tijdelijke, breekbaar als het eerste ijs. Zuchtje wind, rimpeling, en weg is het. Ik moet wel, en dat moet ik onthouden, schuin naar die werkelijkheid kijken. Wie recht boven een modderplas hangt, ziet enkel zijn eigen hoofd, het ego dat terugstaart. Ik kom tot rust bij wolkenloze avondhemel van Modderplas. In de Mandarijnenstraat in Amsterdam Noord vind ik op mijn draaiommetje een lege koker met daarop het adreslabel M.C. Escher Company Baarn. Ik kijk om me heen: grijze identieke huizen, identieke woonblokken op een rij, tuinhuisjes in de stenen voor- en achtertuinen. Waar hangt welke Escher? Ik ontleen nergens meer plezier aan dan aan het toekennen van betekenis, ik besluit de lege koker te volgen. Thuis klik ik op de bestelknop: Escher worden (47 eieren, 15 liter benzine). Ik ben jaloers, het is geschreven door Joris Escher, familie van.