We staan achter het raam. Ineens verlicht een rode gloed de slaapkamer. Een onverwacht hel, ongemeen fel licht verblindt ons. We wenden onze blik af en lopen snel naar buiten. Daar steekt de buurman flares af. Hij schiet ook lichtkogels de lucht in. Hij laat een pijp zien die aan de ene kant rook geeft en aan de andere kant vuur, een noodsignaal voor op zee. In de stress van het moment ook nog eens de juiste keuze moeten maken. De helft van de parachutefakkels doet het niet, de andere helft kijkt hij na, smeulende resten willen nog wel eens een dak van een schuurtje in brand zetten. Hij draagt dikke handschoenen, het spul is over de uiterste houdbaarheidsdatum, de chemicaliën verliezen hun stabiliteit. Hij steekt oranje rookpotten af (‘smerig spul’). De potten branden zo’n vier minuten. Rook drijft over straat. Wij hadden geen idee dat het nieuwe jaar gebruikt wordt om je van oude chemicaliën te ontdoen, het is het perfecte moment, niemand slaat alarm. We wensen hem gelukkig 2015. De straat is leeg. Zijn vrouw is vermoedelijk binnen. Op internet kom ik de term ‘ernstvuurwerk’ tegen, pyrotechnische middelen voor serieus gebruik. De rest is ‘lustvuurwerk’. Ernstvuurwerk (1978) is ook de titel van de tweede verhalenbundel van F.B. Hotz.