De ikfiguur in het boek leefde in een onnatuurlijk gezin rond het jaar 1840 in Oegstgeest. Zijn moeder was gestorven en zijn vader was nooit thuis, want die was administrateur van een Leidse lakenfabriek. Nu woonde hij bij zijn grootouders. Zijn grootvader was een spoorwegenthousiast, in de tijd dat de stoomindustrie op gang kwam. Nadat de ikfiguur de lagere school en nog een paar jaar Franse school had afgerond ging hij werken in een vuurwerkfabriek, hoewel hij altijd een fobie voor vuur had gehad. Zijn grootvader vond dit teleurstellend, die had hem liever naar de werkplaats van het spoor in Amsterdam zien vertrekken. Op een gegeven moment vroeg de ikfiguur aan zijn grootmoeder waarom zijn grootvader zo’n grote liefde had voor het spoor, waarop zijn grootmoeder hem duidelijk maakte dat het alleen om het geld draaide. Sinds toen begon hij afkeer te krijgen tegen het spoor. Bij de vuurwerkfabriek kwam de ikfiguur helaas niet verder dan het schrobben van de vloer. Maar tussentijds ging hij wat experimenteren met de restjes vuurwerk achter de schuur. Op een gegeven moment had hij een lange raket in elkaar gezet, die hij afvuurde op het spoor. Dit werd een grote mislukking, maar hij moest en zou een goede raket voor elkaar krijgen. De tweede pijl leek beter, maar toen hij deze af wou vuren, ontpofte de hele fabriek en ging alles verloren. Hierna ging hij werken in Engeland bij een bankwerkerij waarna hij promoveerde naar de smederij. Toen ging hij allemaal boeken lezen over zwavel en explosies. In de smederij raakte hij bevriend met ene Burleigh, die hem hielp bij de bouw van vuurpijlen. In 1852 ging hij met Burleigh bij het leger van Engeland vanwege de ongeregeldheden in de rest van Europa. Al gauw moesten ze als infanteristen naar Europa om daar oorlog te voeren. Na een lange zware bootreis, waar veel doden vielen, moesten ze nog een heel stuk over land, totdat ze stuitten op de vijand. Na een lang gevecht, kregen de ikfiguur en Burleigh de opdracht om toch maar hun meegenomen vuurpijlen te gebruiken. Dit werd een grote mislukking. De vuurpijlen schoten de verkeerde kant op, dus in plaats van de tegenstanders aan te vallen, kwamen ze tussen de eigen ploegen terecht. De kapitein gaf de opdracht om te stoppen met de vuurpijlen, maar dit hoorde de ikfiguur niet goed, en hij stak er nog een af. Terwijl hij ontstoken was probeerde de ikfiguur de pijl nog tegen te houden, maar dit mocht niet baten. Hierdoor raakte hij zijn ringvinger en pink kwijt. De slag had zonder hem plaatsgevonden, en zijn deelname bij de oorlog was geen enkele toevoeging geweest aan de winst. Hij schaamde zich diep, en zou zijn ontvangen medaille nooit maar dan ook nooit aan iemand vertonen.