In de bouwmarkt staan kunststof kerstbomen, eentje trekt mijn aandacht omdat hij anders is, er ligt vuilwitte sneeuw op zijn takken, bijna bruin. Glimlach. Ongeloof. Treurig. Alsof het boompje, nog geen anderhalve meter hoog, een jaar lang naast een snelweg heeft gestaan en daar al het roet en fijnstof van het voorbijrazende verkeer heeft verzameld. Paniek. Wie wil deze boom? Dan op een dag is hij weg. Mijn zekerheden duren nooit lang. De werkelijkheid deelt voortdurend corrigerende tikken uit, als een wijze ouder. Geen moment ervaar ik de descartiaanse rust van de zekerheid dat ik denk, van gedachten, eerder ‘een zekere rommelige verwardheid’ zoals Toulmin die beschrijft. Ik ben gehecht geraakt aan het verontreinigde boompje, aan de zonneklaarheid dat niemand hem wil. Affect, zegt Jordan B. Peterson. Wat wij denken noemen is veeleer het toekennen van emotioneel belang. De linker hersenhelft doet weinig. Die gaat pas aan de slag als de dingen weer gewoon, bekend, zijn. De dingen zijn nooit gewoon. Chaos ligt altijd op de loer. Veel verder dan hippocampus en een ontremde amygdala kom ik niet. Ik ervaar altijd toekomstige onrust, de angst voor de angst, een survivalmechanisme.