‘Aandacht is, idealiter, het tegenbeeld van fatsoen. Fatsoen kijkt weg, aandacht kijkt toe. Aandacht wil zien, fatsoen wil niet weten. Aandacht is zinnelijk, fatsoen is zindelijk’ (Bernard Dewulf)

Het boekenkastje op het Da Costaplein wordt beschermd door een zeil, dat ik als een tafelkleed oplicht om bij de boeken te kunnen, alsof ik onder een rok grijp. Tuimelingen, een essaybundel.

Het boek ruikt naar roet, ik kijk omhoog een etagewoning is volledig uitgebrand, de kozijnen zwartgeblakerd, als een kunstwerk van Maarten Baas.

‘Aandacht in zijn manische vorm kan verschrikkelijk zijn, van jaloezie en voyeurisme tot psychopathie.’ Dewulfs aandacht is met de jaren gelijkelijk intenser, warmer én bewuster geworden, schrijft hij.

Het accent op ‘en’ valt op, als een saluut naar ‘bewuster’, een vinger die naar de maan wijst, alsof de loop der jaren met een beetje geluk daartoe leidt, dat je ook die maan ziet.

Ik vrees dat ik de vinger blijf zien: jaloers, voyeuristisch, met meer ressentiment, ik ben ook hebberiger geworden. De vraag rest welk reptiel me in zijn greep heeft (Teresa of Ávila).

Ik zie in dat ik niet redelijk ben, dat rede me niet gaat helpen. Een doorbraak zou kunnen komen, aangezien ik me bewust ben van die gevoelens.

Zodra ik inlog bij bol.com met het wachtwoord van mijn collega om haar Kobo-plus te lezen, kijk ik eerst even naar haar jongste bestellingen (wc-borstel, vochtvreter, een rugzak om de bergen in te trekken) om te zien wat er in haar leven speelt.

Dan vind ik Tuimelingen digitaal, wat betekent dat ik het papieren boek op Dacosta-plein had kunnen laten staan, kan terugzetten.

Dewulf lijkt jaloers op de leegte van Agnes Martin, die met eigen handen een lemen huis bouwde en – na jaren afstand van de kunst genomen te hebben – haar ‘vacant mind’ schilderde. Vooral niet denken. Zoek geluk in alles. Hij geeft toe dat zijn tenen krullen. Hij schrijft intens en warm over Agnes Martin en haar credo: happiness.

In de loop der jaren tref ik meer kastjes op meer plekken met meer dingen, niet enkel boeken, alsof we elkaar vaker een plezier willen doen. Molly uit Harlingen is een controlfreak. Zij heeft op haar zwerfboek stickers geplakt die eruitzien als waarschuwingen tegen roken op pakjes sigaretten. Grote zwarte letters: dit boek mag niet verkocht worden. Terwijl ik denk: laat Boekenbalie 10 cent bieden voor Gerrit Achterbergs Voorbij de laatste stad en je stopt de entropie. Dat boek hoeft niet meer – als een zwerver – in de kou buiten te liggen. Het wordt in een heerlijk warme bestelauto van DHL opgehaald, door een frisse jongen die er een bijbaantje aan heeft. Het boek wordt in een magazijn gezet door mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Zo’n boek komt weer in het systeem. Het kan nu door iedereen gevonden worden, in plaats van door een toevallige voorbijganger, die net zo goed een kwajongen kan zijn die het leuk vindt om in de buurt-vuurkorf op het plein boeken te verbranden. Het kan gevonden worden door iemand die het nodig heeft, dit specifieke boek.

Wie alles tot zich laat doordringen kan niet leven. Dus doet het brein dat niet. Het filtert, weert af, houdt tegen, ruimt op wat het niet welgewillig is, maar niet zoals ik gewend ben. Wat het brein eenmaal weet drukt het tijdelijk weg.

Leven leeft van leven. Boeken belanden in vuur.