Haast is goed voor een schrijver, zegt Koos van Zomeren. Het ongeduld van haast stoot het glas van tafel. Haast is nu, je hebt niet ‘over een week haast’, je wacht niet langer, je begint. Geduld bepaalt of het goed wordt, zegt hij ook. Knausgård is de schrijver die me uit het idee van het trage schrijven heeft gehaald. Je proeft de haast, vooral in Schrijver. Knausgårds boeken nemen zoveel ruimte in dat je inziet dat dat ook een strategie is, woorden die de rest wegdrukken. Zoals een plant honderden blaadjes, zaadjes, bloesem en bloemen produceert. Abundance. Veelheid. Aan de boeken van Linda Boström – het weggedrukte leven – wil ik toekomen. Iets maken gaat over precies zijn en weglaten, over eenvoud, de dingen eenvoudiger maken. Kunst gaat over essentie. Het gaat om eraf. De helft kan sowieso meestal geschrapt worden, een scherper woord is altijd te vinden. Matigen. Kunstmatig. Je bent geen acteur die voor zijn rol eerst 55 kilo aan komt en vervolgens het beeld blokkeert. Elke keer als je iets geschreven hebt – de trap af, een maand later, zie je hoe het anders had gekund, schaarser. Dit is in tegenspraak met sommige adviezen over schrijven, bijvoorbeeld dat je op een stoel moet blijven zitten en woorden moet maken. Of misschien is het niet in tegenspraak: uiteindelijk gaat het om schrappen en scherpte, om ruimte te geven aan de lezer, en daarvoor is het handig als er eerst wat groeit. Door Knausgård meen ik te zien wat zou kunnen werken: minder schrijven, en in die kortere tijd extreem veel méér schrijven, echt extreem veel meer, en vervolgens een tijd niet-schrijven, erop vertrouwen dat in niet-schrijven vanalles gebeurt, zoals ook de kat rustig doorleeft op de momenten waarop je haar niet aait. Schrijven baart onrust. It stirs and gratifies. So, what’s the job to be done? Zinnen uitrollen tot alinea’s, zoals Monstera nieuw blad maakt, elk blad begint als opgerolde frisgroene sigaar, slank, langwerpig, om te eindigen als een dienblad dat de zon opvangt ten dienste van de hele plant. Kun je van een plant zeggen dat hij haast heeft of juist geduld? Hij moet de wind verleiden, de bijen en de vlinders, en als hij binnen staat de mens, hij heeft regen nodig. Op een dag ging hij andere wezens inzetten, bloemen creëren, zaden, geuren, vruchten. Planten hadden ook varens kunnen blijven. Knausgård heeft het over het conflict tussen voorafloos schrijven – alles vergeten wat je weet – en schrijven vanuit dat wat vooraf aanwezig is, kennis die de blik richt en het pantser vormt tussen de onmiddellijke ervaring en jezelf, dat wat leven mogelijk maakt. Schrijven is het smeden van een nieuw pantser. Voorafloos scheppen bestaat niet. Ex nihilo. Ab ovo. Tot de appels. Het bestaat niet. Wie een appeltaart wil bakken moet eerst een universum creëren (Carl Edward Sagan). Er zijn zinnen nodig, beelden, emoties. Ik voel niks bij schrijven, behalve rugpijn, en een kalme tevredenheid, vermoedelijk omdat het hoofd gevuld is. Na een uur ervaar ik onrust omdat ik werk te doen heb. De job to be done van een grote milkshake is de verveling van een eindeloze forenzenrit dempen. In How to Speak Machine wil John Maeda begrijpen hoe computers opereren: at the exponential speed of internet’s evolution. In die haast zit ik, die haast is mijn habitat, die haast is onze habitat. Woorden komen niet in me op als honger, een te stillen behoefte, het lijkt eerder op willen slapen, iets tot bedaren brengen, vastleggen (in woorden losleggen bestaat bij mijn weten niet, dat is misschien zoiets als een postzegel losweken van een brief). Zelden ‘lukt’ schrijven omdat je altijd een ander woord kunt kiezen, er kan altijd iets bij, een kokkel die zich vasthecht aan schelp of boeg en die vervolgens meevaart. De machine in Maedas boek is ‘het’, gehoorzaamt aan specifieke wetten. Het wordt nooit moe. Het gaat maar door. Het maakt loops. Het wordt groter dan alles wat we kennen. Het leeft, maar niet zoals de mens. It’s the perfect photo you shot in the cold rain with your hands trembling and yet which came out perfectly. De dichter en de monnik lijken geduld te hebben voor eraf, voor scherpte, maar zeker weten doe ik het niet. Af en toe snoei ik een tak in de tuin en opeens komt de hortensia beter uit. Op elk moment is er een andere tuin.