We zijn alleenwezens, zegt ze, af en toe apart.

Mooi woord, vanwege de paradox. Als we die eigenschap delen…

Liefst vergeet ik de beweging van eb en vloed, de kwallen, zie ik de zee als machtige onveranderlijke massa waarin ik eindeloos zwem, zeepaardjes eindeloos deinen, weinig natuurlijke vijanden, geen enkel gevaar, staartjes gezellig om elkaar gekruld.

Ach, stop. Je gedachten zijn mossels die zich als barre puisten aan het schip hebben vastgekoekt. You can choose to release them at any time. De werkelijkheid is een mysterie.

Als ze weg is, het strand verlaten, klik ik op een filmpje dat uitlegt hoe ik de plastic bak van een koffiezetapparaat reinig: je neemt de bak uit het apparaat, houdt het onder een kraan. Een mens hoeft niet langer na te denken of te beredeneren hoe iets werkt. Hij doet bewegingen na, als een automaat.

Als ze nabij is – terwijl het eb was kwam ze, quelle surprise! – kijken we tennisfilmpjes. We willen een moderne forehand, dwingen onze armen in nieuwe patronen, slepen het racket in een vreemde lus achter ons aan en zwiepen het dan omhoog, alsof we ballen naar elkaar en naar de hemel slaan.

I might as well play with my left hand.

Het is moeilijk, ik ben gefrustreerd, het vergt 10.000 uur om iets onder de knie te krijgen, een ingesleten gewoonte af te leren. Je kunt ook met de ogen dicht op de dood wachten, zegt ze als we op het bankje naast de baan uitrusten.

We zijn lerende wezens, zo vernieuwen we.

Als de machine stopt ga ik youtube het meeste missen.