Tegenwoordig denk ik er zo over: vertrouw jezelf niet, vertrouw anderen. Als je een zin leest die je graag zelf had willen schrijven, schrijf hem dan op en laat in het midden wie hem geschreven heeft. Toen ik mijn eerste ZKV gemaakt had, wist ik niet wat de kenmerken waren, maar na het honderdste ZKV had ik er vier ontdekt: citaten, koude verbindingen, straatnamen, jaartallen. Als iemand me vraagt waarom ik geen roman schrijf, zeg ik: ik wil geen full time schrijver zijn. Als iemand me verwijt dat ik de zevende wet van Tsjechov negeer, zeg ik: het ZKV is te kort voor de zevende wet van Tsjechov, een wet moet proportioneel zijn. (Tussen haakjes, de zevende wet van Tsjechov luidt: als er een fiets in een verhaal voorkomt, moet er voor het eind iemand op vertrekken.) Er zijn tegenkrachten: copyright en privacy. Ze zijn sterk, ik sta er niet ontspannen tegenover. Daarom heb ik maar twee of drie ZKV‘s geschreven die geen tittel of jota van mezelf bevatten. Maar het blijft mijn ideaal.