Beginnen is makkelijk, voortvaren een kunst.

De vorm kiest uiteindelijk jou. Routine, discipline, het kunnen, het bij je passen, is even bepalend als poëtica, is deel van de poëtica. Ik houd haar vol, ik houd het met haar vol.

Lezen is het halve werk van schrijven. Bob den Uyl.

Ik wist niks van loggen maar dat meteen: het moet elke dag, niet elke week, niet elke maand, niet vijf keer per dag.

Na de dag komt de nacht en uit die twee komt het bericht.

Schrijven is als tanden poetsen, het voelt niet goed om een dag over te slaan, al ontdekte ik dat pas later, als kind vond ik tanden poetsen niet prettig, sloeg ik soms over, ik heb het genot van regelmaat geleerd. Je lichaam vertrouwt op iets.

Hij zegt: het bekende (blij, cortex, lineair, alles is veilig), de chaos (angst en nieuwsgierigheid, amygdala, hippocampus) – en het creatief verkennen om de chaos tot het bekende te maken. Zo geven we betekenis aan het leven, vóóraf. De amygdala/hippocampus schat in of iets relevant is om in actie te komen, oordeelt, verleent waarde. We leven in een wereld vol betekenis (actie), niet in een wereld van objectieve objecten.

Hoe kan wat ik maak gedijen als ik niet gedij? Dan parasiteer ik.

Maar goed: chaos loert. Altijd.

Op mijn log – ik zeg liever niet ‘blog’ vanwege de bleeeh-klank die klinkt als walging – schrijf ik elke dag een bericht zoals een ander elke ochtend de muskuseenden voert, een foto liket, door zijn whatsappberichten scrolt. Het is prioriteit.

Iets in de cyclus bevredigt me, de mens is gemaakt in het dagelijkse. Ik slaap elke dag, niet twee of vijf dagen niet – 10 dagen zonder slaap, dan sterf je, tegenover 30 dagen zonder eten. Ik sta op, volg de zon, de maan. De week is lastiger (voelt als tijdseenheid arbitrair, afgedwongen door een samenleving, de arbeidsmarkt, de revolutionairen in Frankrijk wilden een 10daagse week, ik bedoel, jemig, het kan altijd erger, beter, anders). Het jaar, de maand, die voel ik wel, omdat mijn lichaam die voelt, de maan trekt de eicel uit mijn lichaam, de spiegel kerft rimpels om mijn mond.

Note to self: hier moet echt iets staan over Eureka! van Poe.

We worden door twee krachten bepaald: afstoting en aantrekking. We worden weggeschoten het heelal in, het geboortekanaal uit – en vallen langzaam terug op aarde. Alles wordt zwaarder, jaar na jaar. De zwaartekracht doet zich steeds meer gelden. De zwaartekracht is die kracht! We willen samenklonteren met andere atomen. Ik dacht dat we bepaald worden door entropie, door uiteenvallen, na het lezen van Poe zie ik dat anders, entropie betekent: weer een worden, gelaten de zwaartekracht zijn werk laten doen.

De bladeren liggen te rotten in de tuin die blank staat.

Heel soms speel ik vals, dan schrijf ik op één dag zes berichten, maar bijna nooit, omdat schrijven tanden poetsen geworden is. Je kunt niet even fris vijf keer in voren tanden poetsen en daarna een week niet.

Praxis. Praktijk. Techne. Phronesis. Doen. Omstandigheden. Er zijn altijd omstandigheden. Concrete gevallen. Pros ton kairon.

Ik heb zelden geen zin. Soms raak ik er niet tegenop gelezen.

We leven dus echt in een verhaal. We verlenen betekenis aan alles wat we tegenkomen. Bewustzijn is hierop aangepast, dat is bewustzijn. We schatten in of we in actie moeten komen. We oordelen voortdurend. Zeggen, ik wil niet langer oordelen, is jezelf op een bepaalde manier verloochenen, al weet ik niet precies welke manier.

We willen het bekende.

Onze handen zijn relatief groot, net als onze ogen, mond. Die gebruiken we om te verkennen. Bij chaos gaan we (na verstijving, na angst) verkennen (nieuwsgierig, hoopvol). We vormen de wereld. We tillen het object op, we verkennen, maken het vreemde bekend.

Ik klap mijn laptop open, sneller dan ik mijn bovenlijf verticaal krijg. De netspanning die het scherm doet oplichten, de cursor doet knipperen, wekt behalve de computer ook mij.

Beginnen vergt electriciteit, een vonk.

Nu ik op sommige dagen tegen een nieuw iemand praat als ik wakker word, doe ik meer in mijn hoofd, meer in de tuin, meer in de keuken, meer terwijl ik haar haar ruik (viooltjes?) – terwijl ik leef fluister ik de zinnen, tot ze rondzingen, de volgende ochtend typ ik ze.

Gemiddelde lengte van een bericht schat ik op 200 woorden.

1 woord volstaat ook, ik houd van de vorm, de vrijheid, ik bepaal zelf de lengte, niet de hoofdredacteur, het blad, het papier.

Ik houd de vorm vol.

Het meest aangename is het overtypen van berichten, alsof ik gras maai.

Het revolutionaire van een log is niet het schrijven, dat kon altijd al, het revolutionaire is het publiceren, het distribueren, het archiveren, het gemak en het delen, de overvloed overvloediger maken. Het revolutionaire is in je pyama een bericht online zetten – de eeuwigheid inblazen, het geboortekanaal uit.

Ik droom van die ene dag waarop ik plots 100.000 woorden publiceer.

De mens kan ook abstract verkennen, lezen, leren zonder gevaar.