Harlow, die stierf als alcoholist en aan het einde van zijn leven klinisch depressief was, toonde aan dat hechting essentieel is in het leven. Dat deed hij door middel van een aantal wrede experimenten op babyaapjes die hij geïsoleerd liet opgroeien. De binnen enkele uren na hun geboorte bij hun moeder weggehaalde babyaapjes werden in isolatie gezet. Hij merkte vervolgens op dat de babyaapjes wanneer ze konden kiezen tussen een ‘surrogaatmoeder’ van ijzerdraad met daaraan bevestigd een fles melk, of eentje die geen eten had maar wel met zachte badstof bedekt was, beduidend meer tijd met de met stof beklede moeder doorbrachten; troostend contact was belangrijker dan voeding. Een babyaapje dat samen met zijn met stof beklede ‘moeder’ in een vreemde omgeving werd gezet, verkende die omgeving en keerde daarbij af en toe terug naar zijn moeder om haar te knuffelen, om zich gehecht en veilig te voelen. Als het aapje alleen in een kamer werd gezet, wiegde het heen en weer en krijste en gilde. Harlow zag zijn aapjes sterven van eenzaamheid en deed zichzelf vervolgens precies hetzelfde aan. Eenzaamheid doodt door beroertes en hartaanvallen: het verhoogt de bloeddruk, zorgt voor een toename van de stresshormonen en van de chemische stof in het bloed die in verband gebracht wordt met hart- en vaatziekten, en leidt tot vaatvernauwing. Sociale uitsluiting leidt tot verlaging van de lichaamstemperatuur – een chronisch eenzame persoon zal letterlijk het gevoel krijgen ‘in de kou te staan’. We zijn gemaakt voor sociaal contact, voor verbondenheid. Als dat in ons leven ontbreekt, start zowel in onze geest als in ons lichaam het langzame proces dat leidt tot de dood. Eenzaamheid is dodelijk. – Tanya Byron, The skeleton cupboard (vert. Merel Leene)