Ik zie nu veel beter dat het leven van (on)geluk en toeval aan elkaar hangt. Neem het onwaarschijnlijke geval van Ruth Eisenberg en Margareth Patrick, die elkaar leerden kennen in een periode dat Ruth vol zelfmedelijden zat. Haar linkerhand was na een beroerte verlamd, ze kon geen piano meer spelen. ‘I was doodling at the piano … with one hand, feeling sorry for myself, wishing I were dead. I didn’t want to talk to anyone.’ Met Margareth gebeurde iets vergelijkbaars. Ze was vijftig jaar pianolerares en speelde orgel in een kerk – spelen was haar lust en haar leven – toen ze na een beroerte rechtzijdig verlamd raakte. Enkel haar linkerhand werkte nog. Ik kijk naar een foto op wikipedia en zie Margareth, kaarsrechte rug, achter een piano, links van een ineengezakte Ruth, ‘fors, praatziek en witharig’. Ze spelen Chopins Minutenwals, Ruth op de hoge tonen, Margareth op de lage. Ze belichamen het wonderlijke mythische wezen uit Plato’s Symposium, een viervoetig tweeruggig vrouwvrouwdier, dat zijn wederhelft gevonden heeft. Alsof de goden genoeg hebben van het spelletje mensen splitsen en bezig zijn ze weer in elkaar te zetten.

[Dit verhaal is te vinden op wikipedia, onder het lemma ‘ebony and ivory’ (ebbenhout en ivoor). Thomas F. Crum vertelt het in De magie van conflict.]