denkend aan Escher, doend als Escher, Escher worden

‘Aardig buitje’ zegt de buurman. Onze tuinen die we vorig jaar met aarde hebben opgehoogd staan blank. Bij het hek staat een groepje van vijf bomen tot de enkels in het water. Waarom loopt het niet weg? Straks vallen die bomen om.

Ik loop snel het tuinpad af, sla links de hoek om, ga rechts de dijk op. Elke dag loop ik hetzelfde rondje. De lus voert langs tegen elkaar geplaatste droppige huisjes, ééntje heeft een groot raam, met paarse gordijnen, altijd dicht: mini thai massage.

Ik was zo nieuwsgierig dat ik haar 50 euro (84 eieren, 25 liter benzine, 57 m3 water) gaf om er eens binnen te lopen. ‘Stevige handen’ zei ze toen ze terugkwam. Op Google Streetview kijk ik foto’s. Vaak leunt een fiets tegen het hek.

Na ongeveer honderd stappen sta ik stil, haal diep adem. Aan mijn linkerhand ligt, verscholen binnen de autoring A10, een kleine polder, bijna 400 jaar oud, de Wilmkebreekpolder, ‘het mooiste poldertje van Nederland’. Lucht, wolken, leegte.

Liefst loop ik ‘s ochtends op de dijk, als boven de polder mistflarden hangen, en dauwdruppels aan omkrullend gras. De bolling van één zo’n dauwdruppel vangt de wereld: lucht, wolken en een poppetje op de dijk.

Uitgezoomd lijkt de polder op een printplaat met vertakkingen (dwarsslootjes), maar vandaag – er is zoveel water gevallen, de grond is zo verzadigd, de slootjes zijn zo buiten hun oevers getreden – is het eerder een drassig American Football Field, met elke tien meter een moerassige yardline.

Je moet het weten om het te zien. Meestal valt dit patroon van afwateringsslootjes nauwelijks op, trekken de dieren alle aandacht, grote groepen fouragerende, rustende, opvliegende, gakkende ganzen – en tien, twaalf reigers, spiedend aan de kant.

Vandaag lijkt het of er een visgraat in het weiland ligt, een enorm fossiel geraamte, niet van kalk of steen, maar van water.

Ooit was hier alles water.

Waal, waai, wade, braak, breek, brekken: een als gevolg van een dijkdoorbraak ontstane (zeer diepe) poel

De Wilmkebreekpolder blijkt een leeggepompt meer, een breek, genoemd naar ene Wilmcke, ofwel Graaf Willem VI (1365-1417) die na een overstroming opdracht had gegeven om de zeedijk langs het IJ te herstellen.

Het meer is meerdere malen leeggepompt, het water kwam steeds terug, als moeilijk te temmen getij. Nu is het een groene oase, een levende ansichtkaart. Soms liggen er grote rollen toekomstig hooi of rijdt er een kleine trekker. Soms staan schapen op scheve poten de schuine helling te begrazen.

Soms sta ik er zelf, ik spiegel één van de spiedende reigers.

‘Draaiommetje’ noemde Escher zijn dagelijkse wandeling in de bossen bij Baarn om het hoofd leeg te maken. De mijne is een lus om mijn kleine polder, tegen de klok in.