Ik kijk naar haar terwijl ze in een stoel zit, in het volle licht van een felle studiolamp, alsof ze ter verantwoording wordt geroepen. Ze lijkt nog wel op haar flapfoto, maar met rimpels en groeven, aangezet door het felle studiolicht. Twee mensen hebben haar boek gelezen, een biografie over Etty Hillesum, en ze ondergaat wat gezegd wordt. Waarom dook ze niet onder? Onbegrijpelijk, zegt de een. Er is, wat zal het zijn, twintig jaar voorbij sinds ik in haar schrijfklasje zat. De toekomst die er toen was is voorbij, en dat niet alleen, die voelt voorbij. Wat te doen? Het is de dag na verkiezingen, het volk heeft zich uitgesproken tegen het al te snel en drastisch minderen van stikstofuitstoot, ik koop haar boek, waarvoor ze in de televisiestudio zit, met een boekenbon gemaakt van geel plastic waarvan ik grijze schilfers afkrab, om te komen bij het enige wat ik nodig heb: de abstracte lettercode die eronder schuilt. De plastic kaart bedoelt het goed, wil lezen en maatschappelijke ontwikkeling bevorderen. Etty Hillesum kost twintig euro (11 liter benzine, 33 eieren, 10 dagen internet en televisie). Ik kan het niet in een boekenkastje op straat zetten, tenzij ik mijn electronische lezer erbij lever. Een geweldige jut! Ik tap op het scherm, begin te lezen. Etty laat haar hand lezen door ene Spier, haar therapeut en minnaar. Ze voelt zich op bladzijde één herboren, begint een dagboek, wil schrijver worden, maar heeft te weinig discipline, is te neurotisch, ervaart te veel innerlijke onrust en te veel onzekerheid. ‘Als eeuwige studente leek ze zich nergens op te willen vastleggen.’ Ik weet niks meer uit het schrijfklasje behalve één beeld: aan de achterkant van het tapijt – je weeft immers een tekst – zitten al die losse draden. Afknippen, knoop inleggen, vastschroeien met kaarsvet – het is me ontschoten wat ermee te doen.