De programmeur, volbloed romanticus, verbergt zijn aard onder een laag rust, rede en zwijgzaamheid. Ik val op hem, hij is een vulkaan, een stuwdam, in zichzelf bezig, opgaand in een of ander probleem (= een of ander codedingetje), tot je iets aan hem vraagt, dan stroomt hij over. Ik moet opletten, niet over democratie beginnen, of Rusland, of internet dating, dan zijn we een monoloog en een uur verder, terwijl ik de functionele specificatie wil bespreken. Kan hij nog iets toevoegen? Ik wil boeken begraven. In plaats van naar de bron te verwijzen, de bron bevatten. Niet alleen een universele encyclopedie (alomvattendheid), een universele bibliotheek (compleetheid). ‘Ik ben fan van de link,’ werpt hij tegen. Ik ook, haast ik te zeggen. Superfan… van lemma naar lemma, van stem naar stem. Ik begrijp zijn weerstand niet. Is het veel extra werk? De boeken zijn er al, alles staat online, kwestie van tijd, niets wat ontsnapt aan ‘the world’s largest, fastest copy machine’ (Kevin Kelly). Hij zegt dat hij offerte aan het uitbrengen is om internet te maken. Hij zegt dat ik internet wil maken. Ik word blij van hem, hij vraagt geld, maar het is te overzien, 3 klassen 24 weken lesgeven, 180 verslagen nakijken.

»