Ik was naar het theater gelokt door Bas Jan Ader – zijn betraande gezicht prijkte op een poster. De still kwam uit I’m Too Sad To Tell You (1971) waarin Bas Jan Ader 3 minuten en 34 seconden voor de camera huilt. Je komt de reden voor zijn verdriet niet te weten. Er is geen waarom, geen daarom, er is. Je zou kunnen zeggen dat dat het beeld poëtisch maakt. Ik kan slecht tegen huilende mannen. Niet weten gaat steeds beter, hoewel ik vermoed dat het gratis meekomt met ouder worden en niet zozeer een verdienste is – of de verdienste zou moeten zijn: niet doodgaan. Niettemin lijkt niet weten een goede strategie bij het kijken naar het werk van Bas Jan Ader. Hij was zelf uiterst zwijgzaam over zijn werk. Voor wie daar geen genoegen mee neemt: er is een website – basjander.com. Daar hangt hij aan een tak, zit hij op een dak, staat hij voor een vuurtoren. De filmpjes deinen en dobberen op jouw ritme mee. Dat is iets te lyrisch: ze schalen als je de browser schaalt. Ze vullen het scherm zoals zijn gestalte (lang, slank) zijn oeuvre (films, foto’s, ansichtkaarten) vult. Maar de website doet meer. Er spreekt een desolate sfeer uit, waarin het prettig werken is op een grijze kantoordag waar in een vergeten tab een gure wind aanzwelt boven een lokkende zee. Na verloop van tijd kondigt een zangerig, ijl, snijdend geluid onheil aan. Dat kan ik schrijven omdat ik het einde van het verhaal ken: Bas Jan Ader verdwijnt tijdens een overtocht op de Atlantische oceaan. Zijn piepkleine zeilbootje wordt leeg aangetroffen voor de kust van Ierland. In Search of the Miraculous (1975). Ooit schreef Bas Jan Ader in zijn notitieboek dat het publiek dondersgoed weet dat Vincent Van Goghs echte verdienste als kunstenaar het afsnijden van zijn oor was.