They couldn’t hear me. They couldn’t see me. But I could hear and see them. Het is jaren een geheim geweest, wel 47 jaar lang. Niemand doet me dit ooit nog na. Veel mensen zullen me een viespeuk noemen. Een gluurder, dat weet ik nu al. Maar ik moet het gewoon vertellen. Ik wil niet dat het voorgoed verloren is als ik sterf.

Man onderuitgezakt, roze shirt, zonnebril met oversized vierkante glazen, arm losjes en ontspannen op de rugleuning van de lege stoel naast hem. Tegenover hem een man, keurig gekleed, stropdas, rechtop, die notities maakt. Zo begint Voyeur (2017) op Netflix, een documentaire over een man die een motel kocht om mensen te begluren die sex hadden.

Voor Talese begon het met een brief in 1980.
Het boek, Het Voyeursmotel, is klaar in 2016.

‘Ik ken een man – getrouwd, twee kinderen – die jaren geleden een motel met eenentwintig kamers vlak bij Denver kocht om er de inwonend voyeur te worden. Met behulp van zijn vrouw zaagde hij rechthoekige gaten in het plafond van twaalf kamers, allemaal zo’n vijftien bij vijfendertig centimeter groot. Daarna bedekte hij de openingen met aluminium roosters, zodat het ventilatieopeningen leken. In werkelijkheid waren het observatiegaten waardoor hij, knielend of staand op de met een dik tapijt beklede vloer van de zolder onder het schuine dak van het motel, naar zijn gasten in de kamers eronder kon kijken. Hij deed dat tientallen jaren lang en hield bijna dagelijks bij wat hij zag en hoorde – en niet één keer in al die jaren is hij daarbij betrapt. Ik werd me voor het eerst bewust van dit individu toen ik thuis, in New York, een handgeschreven, aangetekende brief ontving, ­zonder handtekening, gedateerd op 7 januari 1980.’

Maar een verhaal is nooit klaar.

Na de titelsequentie begint de documentaire nog een keer. Je hoort een voice-over waarin Gay Talese over beginnen spreekt. ‘Het begin moet de lezer meteen beroeren. Pagina één, paragraaf één, zin één. Hoe begin je?’  Beelden van een typemachine, een leeg vel papier. Hij begint met die keurige man, ‘getrouwd’, ‘met hulp van zijn vrouw’. Hij identificeert zich met Gerald Foos.

‘My life has pretty much been living through other people’s experiences and to be a very accurate chronicler. An observer. Watching othter people. Listening.’

In een omgebouwde wijnkelder, die hij zijn bunker noemt, schrijft Talese. Alle notities en afspraken en agenda’s bewaart hij. In beplakte kijkdozen en archiefkasten archiveert hij alles. Elke doos kan leiden tot een boek, een artikel.

‘Even when you don’t write something, you learn something,’ zegt hij.

Gerald Foos kocht dus een motel met als doel om mensen te begluren. Hij heeft het zelf in zijn logboek over ‘een laboratorium’. Zijn systeem moest waterdicht zijn. Hij mocht niet ontdekt worden. The Manor House Motel was ideaal, het had een zadeldak waardoor hij in het midden rechtop kon staan en kon lopen. Gezeten op zijn knieën op dik tapijt gluurde hij door de zelf gefabriceerde gaten. Zijn vrouw bracht hem soms een boterham als hij daar ‘s nachts zat.

Het opmerkelijke van het verhaal is voor mij dat Gerald Foos twee vrouwen heeft gevonden die aan zijn obsessie mee wilden werken. Na de dood van de eerste vond hij een tweede.

Talese, de schrijver, heeft even veel geduld als Foos, de voyeur. Hij wacht na dat begin 30 jaar, blijft contact houden, haalt een enorme stapel brieven tevoorschijn. Dan belt hij Foos op en zegt, ‘ik denk dat je er bijna klaar voor bent.’ Foos is 78. Talese 80. Het motel blijkt in 97 verkocht. Meeste gasten die Foos begluurde zijn dood. Het is nu of nooit.

Maar hoe weet je dat je onderwerp niet liegt?

Foos is één keer bijna ontdekt. Hij werd woedend toen iemand zijn vette KentuckyFriedChicken-handen afveegde aan de bedsprei, hij scheldt de motelgast uit. Ook honden die motelgasten meebrengen hebben iets in de gaten, die ruiken hem boven het plafond.

Het leven van de voyeur kost veel tijd. Er komt vaak weinig terug. Behalve soms. Je wacht af.

Foos zag iets wat hij niet wilde zien, een moord.

Hij hield zijn mond. Daar voelt hij zich na al die jaren rot over. Wordt dit hem ten laste gelegd als Talese zijn boek publiceert?

Dertig jaar gaan voorbij.

Het motel is afgebroken, zo ontdekt de dochter van Gay Talese als ze op Google Maps Streetview kijkt om een indruk te krijgen van het motel. Talese had haar gevraagd iets voor zijn boek te schilderen.

‘Bij nonfictie denk je dat het verhaal klaar is en ineens verandert er iets. Ineens is de locatie van je verhaal weg,’ zegt Talese. Dat komt Foos goed uit. De latere moteleigenaars, Koreanen, kunnen hem niet verwijten dat ze toekomstige klandizie mislopen als het boek verschijnt.

Op de lege kavel waar ooit het motel stond lopen Foos en zijn vrouw Anita verdrietig rond.

Foos wil redemption. Verlossing vinden.

Talese vertrouwt het niet. Hij denkt dat Foos op geld uit is. Bekendheid. Zodat Foos zijn football-plaatjesverzameling ‘ter waarde van miljoenen’ kan verkopen.

Hoewel Talese hem sinds 1980 kent blijft hij zichzelf afvragen: is Foos onbetrouwbaar? Zijn reputatie staat op het spel. Hij schrijft geen romans. Het moet wel kloppen.

Talese haat de factcheckers van de New Yorker voor wie hij een artikel over The Voyeurs Motel schrijft, omdat ze Foos zullen gaan bellen. Niet alles blijkt te kloppen. Een éénbronnig verhaal is wankel. Kan zijn boek zonder het logboek van Foos?

In de notities die Foos zorgvuldig bijhoudt, elke keer als hij gluurt, schrijft Foos over ‘De voyeur’. Hij reflecteert. Het is een leeg en eenzaam bestaan. Je kunt met niemand praten. Of zeggen hoe je je voelt.

Dan begrijp je waarom hij meedoet aan de documentaire. De kraan gaat open, hij kan zijn gedachten vrijelijk laten gaan. Talese heeft hij niet in de hand. Die laat hem niets lezen.

Foos houdt van de crew.

Talese had nooit gedacht dat Foos zich zou laten filmen.

Nou was hij degene ‘being watched’.

Hetzelfde geldt voor Talese.

Hoe begin je? Wanneer begint voyeurisme?

«