In Liber Manualis, een handboek dat een moeder schreef voor haar zoon, staat te lezen hoe een kudde herten een brede rivier oversteekt. Het ene na het andere legt kop en gewei op de romp van zijn voorganger. Al zwemmend rusten zij wat uit, het hoofd boven water houdend. Als de voorste moe is laat hij zich uit de rij zakken. Maar dat moment wordt nooit bereikt. Zodra de kudde merkt dat de leider verslapt komt de achterste het kopwerk overnemen. ‘This way, as each changes places with the others in turn, a fraternal creaturely kindness surges through all of them.’ Meer dan duizend jaar later loop ik terug en lees de adviezen van een moeder aan haar zoon. In woorden steekt een kudde herten gebroederlijk gezamenlijk een wilde rivier over. In werkelijkheid bedoelt ze te zeggen, jongen, ik ben dodelijk bezorgd, het is kil en koud waar je gaat, ik bottel een flesje zonlicht.