Rotterdam Centraal. Perron. Wachtend op een trein. Vrieskou.
Ik eet een heerlijk, warm croissantje. Binnen vijf seconden zitten vijftig spreeuwen aan mijn voeten. Al snel worden ze ongeduldig. Ik gooi een stuk op de grond. Dan stijgt één spreeuw op, verticaal, en blijft hangen, op borsthoogte, ik kan de spikkels op zijn glanzende pikzwarte lijfje tellen. Ik weet me geen houding te geven. Het moment is te wonderbaarlijk. Ik heb dat alleen kolibries zien doen, op televisie, als ze hun snavel in een bloem steken en door supersnelle vleugelslag in de lucht blijven hangen. En nu sta ik hier en zie ik de meest fitte spreeuw het onmogelijke doen, verticaal vliegend, netjes wachtend tot ik hem mijn croissant geef.