Planten bewegen wel, maar komen moeilijk van hun plek. Op een gegeven moment gingen ze bloemen creëren, zaden maken, distelachtige vormpjes die blijven kleven. Ze ontwikkelden chemische stoffen, geuren en giffen, om andere wezens aan te trekken en af te stoten. Toen bezaten ze al het fantastische vermogen om zonlicht direct om te zetten in voedsel. Ontwikkeld. ‘And so about a hundred million years ago plants stumbled on a way — actually a few thousand different ways — of getting animals to carry them, and their genes, here and there.’ Planten maakten nog een keer een grote evolutionaire sprong, ongeveer 10.000 jaar geleden. Domesticatie: de mens ging voor ze aan het werk. Hij kapte bos voor gras (tarwe, rijst, graan). ‘It makes sense to think of agriculture as something the grasses did to people as a way to conquer the trees.’

[bij het lezen van Michael Pollan, The botany of desire]