Jeetje, bomen zijn bladloos en stamloos begonnen, 450 miljoen jaar geleden. ‘Terwijl mensen op twee benen gingen lopen en technologie ontwikkelden om zich steeds sneller te verplaatsen kregen planten het vermogen om zonlicht om te zetten in voedsel en energie – en dat terwijl zij met alle wortels in de grond bleven staan en desondanks de aarde van pool tot pool koloniseerden.’ (Oudemans, 21) Een eenzame boom, een loner, wordt dik, een boom die in bosverband leeft – Oudemans schrijft niet ‘in het bos’ maar ‘in bosverband’ – wordt hoog en smal. Ik dacht altijd dat hoog een teken van sterkte was, de hoge boom wint het immers van de andere hoge boom, maar feitelijk gaat veel energie verloren in ellebogenwerk, de stam blijft meterslang kaal. De boom die niemand iets in de weg legt wordt een compleet andere boom, piramidevormig. Dit zijn associatieve waarheden als ik in de supermarkt voor het groentevak sta. Ik verzin nieuwe kennis op basis van kennis. Lang en smal en slank heeft veel strijd achter de rug. Verspilde energie. Ik koop geen hoge paprika’s meer. Mijn oog valt nu op de brede dikke. Waarom hebben bomen in bossen zulke lange rechte stammen? Dawkins denkt dat bomen te dom zijn om samen te werken, schrijft Oudemans.

»