De kat gaat precies in een vlek zonlicht liggen alsof de vloer een kleurplaat is. Haar vacht slorpt alle warmte op. Ik denk in ieder geval dat het de warmte is, niet het licht, want ze knijpt haar ogen dicht, ze trotseert het. Aan de binnenkant van haar oogleden, heeft een kat oogleden?, projecteert ze in het zwart waar ze zo van houdt, dat voor haar niet zwart is want ze ziet vanalles in het donker, de uitgestrekte benen van haar vorige huisgenoot, de schoot waarop ze lag, tegen het laptopscherm, maar ze weet niet precies wat weg is. Duchamp noemt de warmte van een stoel waar iemand is opgestaan ‘infrathin’ (inframince, impossible to define), hoe lang kun je dat moment, ‘opgestaan zijn’, rekken, tot in de eeuwigheid? De hitte maakt haar lekker loom, ze ligt in een oven, ze rijst, haar gedachten verdwijnen voor de zon.

»