Een ontwerp is nooit neutraal, de dingen, zoals een supermarkt of een smartphone, dwingen bepaald (sociaal) gedrag af, ze stoppen me in een script. Door de toename van dingen, het naakte feit dat ze er zijn, neemt de moraal toe. Ik stond bij dit alles nooit zo bij stil tot ik De Berlijnse sleutel van Bruno Latour las. In dat boek geeft hij het voorbeeld van een verkeersdrempel. Een verkeersdrempel zegt zoiets als ‘let op, voetgangers’ of ‘rijd hier niet te hard’. Voor een verkeersdrempel minder ik vaart, net als in de buurt van een verkeerslicht (behalve bij oranje) of bij een zebrapad. De dingen dwingen dat af, door hun aanwezigheid gedraag ik me nog redelijk redelijk, los van het feit dat ik altijd kan besluiten om me onredelijk te gedragen en de dingen oneigenlijk te gebruiken (door rood licht rijden bijvoorbeeld, en scheuren door een woonwijk) omdat ik als mens nou eenmaal een bepaalde mate van vrijheid ervaar. Maar die vrijheid is misschien beperkter dan we denken. Iemand in een rolstoel kan een trap niet op. De dingen discrimineren, stond ik ook niet bij stil.

[bij het schrijven van een essay over gedragsverandering]