We gingen naar het Amsterdamse Bos om de zee te horen

Er is een verschil tussen ritselen en ruisen, zegt ze. We lopen tussen de dennen naar het hoogste punt van een heuvel, een glooiende helling, die ze ‘de skiheuvel’ noemt, en die vandaag ruist als branding, als mild onstuimige zee.

De heuvel kan ook beklommen worden via een trap – met stopwatches, drinkflesjes, in hurkzit. Iemand in glimmend zwart schaatspak voert vertraagde kikkersprongen uit, slaat steeds twee tredes over. De trap is breed genoeg om afstand te houden.

Het bos wordt bevolkt door honden, ze snuffelen aan ons, het gras, bomen, elkaar, en racen over de open weide. Het wordt bevaren door vliegtuigen die boven ons hoofd voorbijbulderen.

We tellen er tien in een uur. Blauwe bovenkanten en witte buiken, alsof ze onopgemerkt proberen te blijven tegen het scherpe zonlicht en van boven bezien samen proberen te vallen met de kleur van de zee.

‘Het is weer begonnen,’ zeggen we. Alles begint weer. We horen alarmverhalen, behalve voor supermarkten, pakjesbezorgers. Haar vriendin die 300 cursussen heeft verkocht, moet ze nog een keer verkopen, maar nu digitaal, om haar geld niet te zien verdampen.

Ze leest alles over het virus, ze is mijn analoge achtuur-journaal, vertaalt de berichtgeving, geeft tegengeluid, zoals ik soms fantaseer dat de doventolk naast de minister-president die een persconferentie geeft ook doet.

Waarom de strategie van dempen, waarom niet blussen, als het om de volksgezondheid gaat. ‘Die komt eerst’. Iemand die ziek is direct nabellen, net als iedereen met wie hij de afgelopen vijf dagen in contact is geweest. Testen. Wat heb je aan modellen zonder data?

Ik lees Haaienkoorts en heb Gouden Bergen besteld.

Doortje Smithuijsen (1992) is filosoof en journalist. Ze bestudeert moderne mensen: wie ze zijn en hoe ze leven. Ze schrijft reportages en interviews. Zit in thuisisolatie, is alleenstaand, voelt zich eenzaam, verweesd: ‘Terwijl het gros van Nederland blikken bonen insloeg, begon ik daarom met iets wat ik sociaal hamsteren zou willen noemen: elke menselijke interactie die ik tegenkwam, molk ik maximaal uit.’

Mijn vak is weer begonnen, een studente mailt dat ze toch liever Forest bestudeert dan Instagram, of ze nog mag switchen van case. Take your bed and walk.

Ik voel een paradigmashift.

Ik voel burgerlijke ongehoorzaamheid. Alle hekken die als een kooi om de fitnesstoestellen stonden zijn omgetrokken. De rode linten wapperen. Legpress en ringen zijn weer toegankelijk. Moeten we Femke mailen? zeggen we tegen elkaar.