Marja Pruis is beland in een spannende periode in haar leven, niet langer is alles zomaar mogelijk. Je kwetst iemand en daar moet je wat mee. Je schaamt je en daar moet je wat mee. We moeten onze eerdere ikken voortdurend wegschrijven. Natuurlijk is Marja Pruis Marja Pruis, ik ik. All the best stories are true. You cannot copyright reality.

Jongens, tabee
Marja Pruis, woensdag 9 april 2014, de Groene Amsterdammer

O jé, ze gaat dood. Natuurlijk gaat ze dood. Ik luister naar de regen, kijk met een half oog naar een film op televisie. Een draak, maar een draak die aan me blijft trekken. Ed Harris vraagt Julia Roberts ten huwelijk, terwijl Susan Sarandon – zijn ex – kanker heeft. Ik denk aan mijn broer, meester in opnieuw beginnen. Ergens mee stoppen is moeilijker. Ed Harris hecht de boel wel goed af, zo te zien. Ik weet even helemaal niks, kan niet eens beslissen welk boek ik zal lezen om te recenseren. Het is gek hoezeer de stem van Hans Goedkoop op zo’n moment in m’n hoofd klinkt. Voor de jonge kijkers, zou Matthijs van Nieuwkerk nu zeggen, even een stukje geschiedenis van de literaire kritiek. Hans Goedkoop was vroeger criticus voor de boekenbijlage van NRC Handelsblad, hij schreef sterk invoelende grote stukken over Nederlandse literatuur. Tien jaar geleden nam hij afscheid van het recenseren en dat deed hij met een boek: Een verhaal dat het leven moet veranderen. Ik was buitengewoon geërgerd door dit boek, en schreef een geagiteerde recensie. Ik kan het stuk niet terugvinden, ik zie mezelf er wel nog aan werken tot diep in de nacht, kriebelig, bozig. Wat m’n punt was? Ik zal het allemaal wel piekfijn hebben opgeschreven, iets met doodschrijven en koketterie, maar eronder lag – pathetisch, ik weet het – het gevoel in de steek te worden gelaten. Een beetje alsof je jarenlang met z’n allen in de mijnen hebt gewerkt, iedere dag weer die afdaling naar beneden, stof in je neus, het risico nooit meer levend boven te komen, en opeens doet er eentje doodleuk zijn helm voorgoed af. Jongens, tabee, ik ga op de grote vaart. Goedkoops beweegreden op te houden met recenseren was dat hij merkte dat animo en daarmee ook oprechtheid begonnen af te nemen. De beste criticus is de criticus die er op een dag mee stopt, met een dergelijke opmerking sloot hij af.

Terwijl Susan Sarandon er steeds slechter uit begint te zien, o en hoe moet het nu met die kinderen, nu móeten ze wel van Julia Roberts gaan houden, denk ik aan mijn broer en wat die tegen zijn kinderen zegt, en vraag ik me af wat er in mijn recensiepraktijk veranderd is. Want er is wel iets veranderd. Het is net alsof het me vroeger meer om het even was waarover ik schreef. De nieuwe Nooteboom, Bernlef, Rosenboom, kom maar op, ik ben benieuwd. Zonder aanzien des persoons was ik enthousiast of negatief, kritisch met goeie zin, ik zag er ook niet tegenop iemand de grond in te schrijven. Ik volgde mijn collega-critici in de kranten, had soms het idee een corrigerend stuk te moeten schrijven als een ander in mijn ogen het hélemaal mis had, veel te lovend op niks af, of alleen maar hatelijk op verkeerde gronden. En nu. Ik ben veel kieskeuriger geworden, lijkt wel. Ik heb niet zo veel animo meer om een stuk te schrijven over een boek dat ik niet goed vind. Niet goed vind ik inmiddels niet meer interessant. In een week tijd leg ik toch al gauw vier boeken of meer na een bladzijde of tien weg. Ik ben allergischer dan ooit voor loze mededelingen, fletse stijl, hoogdravende onbegrijpelijkheid, semi-spannende prologen. Tegelijkertijd is het wél interessant kritisch te zijn over een interessante auteur.

En m’n collega’s? Misschien voor de buitenwacht niet zo zichtbaar, maar de wereld van de literaire kritiek is best klein. En taai. Taai in de zin van: onveranderlijk. Als schrijver kun je pech hebben met de critici van het moment, ze kunnen zomaar een schrijvend leven lang met je optrekken. Iedere keer staan ze daar weer op je pad, zoals het in een Nederlandse serie altijd weer Michiel Romeyn is die uit de bosjes komt opduiken, of Frank Lammers die voor politieagent moet doorgaan. Omdat ik wel eens aan de andere kant sta, weet ik ook hoe het is aan de ontvangstkant. Zelf ben ik drie keer door Aleid Truijens besproken, en eigenlijk alle drie de keren negatief, al mag ik dat van mijn uitgever niet zeggen. Iets is pas negatief als je het als negatief benoemt. Ik ben inmiddels zoveel verder dat ik gerust kan zeggen dat ik drie keer een kutrecensie heb gekregen van Aleid Truijens.

Maar ik heb boter op mijn hoofd. Toen ik bij gelegenheid Esther Gerritsen sprak, vertelde zij overwogen te hebben een brief te schrijven naar De Groene met het verzoek of Marja Pruis alsjeblieft een keer níet over haar wilde schrijven. Waarop we beiden hartelijk lachten, wat moet je anders. Met Truijens heb ik ook al lang weer gelachen, nou ja, misschien een beetje groot woord. Soms zie ik mezelf zo bezig, misschien is dat het. Terwijl ik iets voel prikken als Susan Sarandon voor het laatst met haar dochter door een besneeuwd landschap gaat, te paard!, denk ik aan Hans Goedkoop, en aan mijn broer, en die niet-aflatende verwachting dat er een boek, een film, een persoon bestaat die je leven kan veranderen.