Ze nam me mee naar een plek. Daar aten we appelmoes in yoghurt, ze at acht keer zo snel als ik. Iemand speelde piano. Hij was eigenlijk beter in schilderen. Toen liepen we naar een avondwinkel. Ze had een muntje nodig waarmee ze aan een machine kon bewijzen dat ze ouder dan 18 was, ze kreeg het muntje van een man. Bij de ingang stond nog een man. Hij probeerde haar een tas te verkopen. Ze was heel aardig. Ze gaf hem twee sigaretten. Hij kon niet weg. Als hij weg zou gaan, niet in de vrieskou zou staan, zouden anderen zijn plek inpikken. We doolden wat door de avond. Ze trok een fles jenever open.