‘Ik heb te weinig werk vandaag, anders had ik hem aangezet,’ zegt hij en wijst naar de strijkbout naast de naaimachine.
Hij pakt een broek van een stapeltje van twee.
Het afknippen van de pijpen kostte 9 euro.
De overgebleven stompjes, die hij omzoomd heeft, had hij willen strijken om zo de eer die hij in zijn werk legt in de stof te kunnen persen.
Ik ben blij dat hij het niet gedaan heeft.
Op de route naar huis ligt aan de kant van de weg in een doos voorzichtig opgestapeld (papier tussen de losse delen) een zesdelig servies van delicaat aardewerk, donkerblauw, een kleur waarop, zo vertelde een man mij ooit, vliegen niet graag landen.
We zouden onze keukens blauw moeten schilderen, zei hij.
De 9 euro heeft zich vermenigvuldigd, ik kan vijf mensen te eten vragen
Twee is nauwelijks een stapeltje, eerder elkaar gezelschap of warm houden, denk ik.
Onze koelkasten gaan bederf tegen, onze keukens zijn wit.
De wereld is al virtueel, zegt ze, daar hebben we geen computers voor nodig (ik luister naar een podcast terwijl ik naar huis fiets, rammelende doos achterop): ik herinner me wat die man vertelde over die kleur.
Alle tijd in de wereld.
Hij zit ook achterop de fiets.

»