Op het plein voor het Zeeuws Museum in Middelburg staat een enorme telescoop. Als je door de kijker kijkt, zie je het gouden haantje van de Lange Jan. Hans Lipperhey, de man die in 1608 de telescoop uitvond, testte zijn lenzen door scherp te stellen op deze haan (krantebericht). Vierhonderd jaar later hoef je die moeite niet te doen, de haan verschijnt vanzelf in het vizier, de telescoop staat onwrikbaar vast, ingesteld onder de juiste hoek. Onmogelijk om de hemel af te speuren naar een zweem Zeeuws licht of de haan te missen omdat je naar de grond kijkt om te kijken hoe het daar is. Is dat typisch Nederlands? Teleurstellingen voorkomen voordat ze de kans krijgen post te vatten? Je moet niet zoveel vragen oproepen, zei iemand. Beantwoord ze. Ik twijfel. Dan is het net of er zo’n gouden haantje wacht, aan het eind van de alinea.