‘Diep gaan? Vaak komt het besef dat ik diep gegaan ben pas achteraf. Het is nu bijvoorbeeld vijf dagen na de voorstelling van Ende der Zukunft en slapen gaat nog steeds moeilijk. Mijn lichaam zit vol amfetamine. Ik ben ontzettend moe. Het kost veel tijd om weer in een andere staat te komen, om opnieuw overzicht te krijgen. Ik heb nu enkele dagen rust genomen, en dat is tamelijk funest, ik voel meteen pijn in mijn rug. Voor het lichaam is het eigenlijk beter door te trainen.’

‘Elk traject naar een voorstelling toe is fysiek zwaar. Voor Ende der Zukunft stond ik elke dag om 6.30 uur op, dan reisde ik naar Tilburg, om te repeteren in de studio, en dan ging ik weer terug naar Amsterdam. Eenmaal thuis was ik al blij als het me lukte om iets te eten te maken. Om 21.30 uur lag ik in bed. En dat zes weken lang. Rusten, gezond opstaan, eten. Alles moet dan wijken. Maar omdat ik weet dat er een einde aan komt is het goed te doen. Zes weken, drie maanden, zo lang als het duurt. Daarna: niks. En dan strekt alles zich langzaam weer uit.’

‘Ook mentaal ga ik diep. In Ende der Zukunft moet ik kort en veel bewegen, snel na elkaar. Omdat dat geen bewegingen zijn die ik mijn leven lang getraind heb, kan ik ze moeilijk onthouden. Ik weet niet of het door de leeftijd komt, ik ben nu 63, of door de ongewoonheid van het materiaal, maar er waren momenten dat ik dacht ‘ik leer het nooit, krijg ik het op tijd af?’ Als performer moet je namelijk je eigen draai en betekenis aan het materiaal geven, voor jezelf duidelijk krijgen ‘wat is dit voor stuk?’ Dat kost tijd. Je moet jezelf beheersen, zorgen dat de paniek niet toeslaat. Jezelf blijven toespreken: het wordt goed. Dat is soms moeilijk. Dan ben je vijf uur bezig en is er aan het einde van de dag niets. Al die stress maakt het vak uitputtend.’

‘Grenzen liggen trouwens ook buiten mijzelf, in de verwachtingen van anderen. Na je veertigste ben je te oud als danser, dat is een ongeschreven wet. Er is blijkbaar een standaard over hoe iemand eruit moet zien op een podium. Waarom zou ik niet op toneel mogen staan? Ik ben nooit weggeweest, maar ineens is het een issue, dan schrijft iemand ‘dat Truus zich op haar 63ste nog te kijk durft te zetten dwingt respect af.’ Zit ik in een hokje. Ik ben 63 en laat zien wat een goed getrainde vrouw van die leeftijd kan. Critici bespreken wel vaker wat ze niet gezien hebben. De vraag bij een voorstelling zou moeten zijn: maak je – als publiek – wat mee? Er kunnen twee dingen gebeuren. Of je maakt wat mee, je ziet iets, er komt iets los, en je gaat reflecteren, dat is interessant. Of je wil weten ‘wat betekent het, wat heeft de maker er ingestopt?’ Dat is vaak minder interessant.’

‘Als performer moet je jezelf laten zien, je afweer laten vallen. Dansers zijn één en al afweer. Die afweer afpellen is een skill, het vergt durf om zo ver te gaan, want je komt vanalles tegen, allerlei problemen komen te voorschijn. Een truc kan zijn: vermoeidheid. Iemand uitputten zoals Kristel heeft gedaan met Jens, een jonge, onvermoeibare danser. Als je uitgeput bent ga je gewoon maar doen, niet meer denken over hoe je eruit ziet.’

‘Van een optreden krijg ik energie. Vanaf ’s ochtends moet ik me rustig houden, ik doe weinig, kan niet eens televisie kijken, bang dat ik afgeleid word. Ik ben vooral in mijn hoofd bezig, visualiseren van wat bijvoorbeeld de vorige dag niet helemaal goed ging. Rond een uur of vier ben ik dan in het theater. Het toneel in orde brengen, omkleden, trainen. Ik moet dat doen voordat de rest binnenkomt, mensen van techniek, de choreografen, die willen allemaal aandacht. Dan gaan we nog een keer repeteren.’

‘Je hebt de creativiteit van het maken, een langzame, trage creativiteit, maar je hebt ook de creativiteit van op het toneel, waar elke beslissing juist moet zijn. Dan is de concentratie veel hoger. Uitvoeren is een precisiemoment, het is zo voorbij. Je werkt op instinct. Dat is iets dierlijks. Iedere avond neem je andere beslissingen, elke voorstelling is een original. Het publiek heeft misschien niet door hoeveel invloed het heeft. Ik kan de energie van de zaal wel of niet toelaten, erop varen of me ervoor afsluiten. Daarnaast heb je natuurlijk ook je eigen ongemakken en zorgen die je moet loslaten.’

‘Blijkbaar kun je blessures on hold zetten. Vlak voor de tryout van Ende der Zukunft viel iemand op het Centraal Station van Utrecht van een roltrap naar beneden, boven op me. Ik werd gelanceerd en blesseerde mijn knie, mijn schouder, had overal blauwe plekken. Op zo’n moment weet je niet hoe erg het is. Pas tijdens de voorstelling kom je daar achter. Houdt mijn knie het? Nu? En morgen? Overmorgen? Ik moet me voortdurend afsluiten van zorgen voor later.’

‘Tot mijn 35e heb ik mijn lichaam misbruikt. Daar heb ik spijt van. Een jong lichaam is zo soepel, zo zacht, het kan zoveel hebben. Al die jaren heb ik mijn lichaam belast zonder er goede training tegenover te zetten. Een bevriende chiropractor vindt dat ik er nog goed vanaf gekomen ben, hij komt in zijn praktijk veel kreupele en gehandicapte dansers tegen. Iemand zou dat eens moeten onderzoeken: hoe staat het met de danser van 35 jaar en ouder? Er is weinig kennis over goede technieken voor je lichaam, over de gevolgen op langere termijn.’

‘Je kunt je eigen lichaam genezen door te doen, door te bewegen, door actief te zijn. Masseren is passief, je beweegt niet zelf, de blessure komt vaak terug. Ik ben geen arts, maar heb wel veel kennis van een bewegend lichaam opgedaan. Ik geef les in Gyrotonic en Gyrokinesis, een oefentherapie en bewegingssysteem dat spieren traint en stretcht. Mensen die bij mij die lessen volgen zie ik opknappen, al moet ik ze soms afremmen, dan willen ze een beweging meteen 100 keer doen, omdat ze er zoveel baat bij hebben. Maar het gaat juist om de balans tussen diep gaan en healen. Als je iets vergt van jezelf moet je ook iets laten. Dat is een holistische benadering.’