In de trein naar Groningen, in een flits, het verlangen…nee, weten dat je dat ook wilt…een driedubbele waslijn met witte, wapperende hemden in rechte rijen achter elkaar en daarachter een groene wei met één schaap, op haar zij, en terug op het erf een klein silootje: industrie op menselijke schaal, bedoeld voor één, twee, hooguit drie mensen. ‘s Avonds een kan melk op tafel en vanuit de keuken naar buiten kijken – God, de dag tevreden ten einde bidden – en dan eens per uur een blauwgele trein voorbij horen razen, gedurende dertig seconden, en dan vermoeden…nee, weten dat je dat ook wilt…de stad, verderf, lawaai, geld morsen in een casino.