Waarom is een bloem die je versneld ziet groeien mooi, en valt diezelfde bloem als je er elke dag een blik op werpt nauwelijks op? Dat moet te maken hebben met televisie, met versnelling, met closeup. Je ziet iets wat je normaal niet ziet. Fascinerende kijkervaring: supersnel en traag tegelijk. Blaadjes die lijken te kleven, kopjes die zich oprichten, een roos die diep zucht. D. Hooijer maakt korte metten met deze televisiekijkromantiek. (Wie dat ook doet: David Foster Wallace in A supposedly fun thing I’ll never do again.) ‘Op t.v. zie je vogels en vlinders gaan. Bloemen gaan open en weer en weer alsof we niet kunnen kijken. Vrouwen rijzen uit zee. De zon, altijd knaloranje, rijst uit zee. De bloemen gaan open in een tempo voor ons. De zon versneld, de vlinders vertraagd, de wolken versneld, dolfijnen vertraagd. Tot er één tempo voor alles ontstaat, gestampte pot voor de kijker. Drums op de achtergrond. Couperus schrijft zo traag als de tijd gaat. Geen drums op de achtergrond maar polka’s en walsen. Pak een Benali als dat een bezwaar is. Of een Maarten ‘t Hart, daar heb je Bach. Bach? Moet daar een batterij in dan? Nee, ik geef toe dat het gek is. Je hoeft alleen maar te lezen en in je hoofd gaat het beginnen met muziek, landschappen, mensen, stemmen. Een boek is zo’n vreemd, stil ding.’ Een boek is zo’n vreemd stil ding, D. Hooijer (Bij de tijd, OBA)