Het tuinhuisje staat in Tuttifruttidorp, in de Mandarijnenstraat, aan de voorkant van de huizen, waar de auto van Google het prima in beeld heeft kunnen brengen. Het staat aan de stoep, waar het niet opvalt tussen de andere tuinhuisjes, behalve dat het huisje een verticaal smal raam heeft en een label zoals een spijkerbroek, een lip aan de buitenkant. Het tuinhuisje is pikzwart (lijnolie), het lijkt wel pek, van binnen is het spierwit, het heeft negen stopcontacten. Er is een ingang en een uitgang. Een vrouw die in de late middagzon temidden van een groepje mensen aan de overkant van de straat zit loopt naar het huisje en steekt haar hoofd om de hoek. Zij exposeert de kleine tafereeltjes van plastic. Normaal gooit ze de rommeltjes meteen weg. Haar protocol: afval oprapen, rangschikken, fotograferen, weggooien. Het gaat om de oogst van één wandeling. Ze mag niet in haar keukenla kijken om een missend voorwerp aan te vullen. Ik moet het doen met wat ik jut, anders kan ik wel ophouden. Ik koop een setje ansichtkaarten met daarop een Memphis-tempeltje, geconstrueerd van een gele dop, een paarse duplo-steen, en oranje, blauwe, groene voorwerpjes. All art is quite useless, zei Oscar Wilde. Het tuinhuisje ligt op weg naar mijn supermarkt. Als ik op zondag om 16.00 uur boodschappen doe is het tuinhuisje vaak open. In de zomer bouwde een man het, het duurde drie maanden. Hij stond te zagen en af te meten in zijn smalle voortuin, had veel bekijks. Een vrouw op een zwartwitfilmpje krijgt bij de opening van het tuinhuisje een cadeautje van de man die het bouwde: het is een maquette van het tuinhuisje, een tiny tiny showroom.

«