Bij binnenkomst kreeg ik een button, en het was er eentje die geen gat maakte in mijn trui. Ik kreeg een toegangsbewijs waar ‘Gratis’ op stond, dat was ontworpen alsof het belangrijk waardepapier was (met een repeterend patroon in de achtergrond en een kleurverloop). Op zaal lagen overal zaalteksten in full colour. Er waren geen schoolklassen, er was geen educatieproject, er was geen museumdocent die iets stond uit te leggen. Boven de roestvrijstalen wasbakken in het Atelier hingen strak in het gelid gele zeepballen te geuren, ineens was het vroeger. In Zaal 5 lag een cd-speler waarop Claire Harvey een liedje van exact 2 minuten zong waarin ze sorry zegt tegen een dode vlieg. Er was een film van Aernout Mik waarin een aantal mannen in de hoek van een garage stond en slokjes water in witte plastic bekertjes spuugde. Er was een film van Cristina Lucas die met een sloophamer een klassiek wit marmeren beeld van een man met een baard stuksloeg. In het museumcafé waren animaties van Tomas Schats waarin een lantaarnpaal en een boom stukgingen. Op de liftdeur en op de dames-wc stonden pictogrammen die functioneel en grappig waren en met zijn tweeën, pictogrammen waartussen tijd verstrijkt. Even overwoog ik om vriend van het museum te worden, maar dat zou betekenen dat ik moest betalen voor vriendschap en die gedachte maakte kortsluiting met een andere gedachte (met een vastgeroeste gewoonte is misschien een betere omschrijving). Deze dag nooit vergeten dan maar.