Elke ochtend kom ik tot stilstand. Niet alleen zinkt mijn lijf in de kussens naar de bodem van de bank, ook mijn geest is brak, een stilstaande poel, leeg wil ik hem niet noemen, wel zuurstofloos, elk woord drijft als een dode vis aan het oppervlak. Het woordenboek heeft het inderdaad over ‘stilstaande poel’ – het wil dat ik duidelijk schrijf: ‘stilstaande boom’, ‘stilstaand huis’, ‘stilstaande rots’.

In het voorwoord bij Anatomy of Melancholy, een boek dat vier eeuwen geleden licht zag, klaagt de uitgever dat schrijvers voortdurend het boek plunderen. Wat zouden schrijvers anders moeten doen? Iets voelen? ‘I write of melancholy by being busy to avoid melancholy.’ Wie schrijft plundert woorden, ideeën. Wat is schrijven anders dan verzamelen, selecteren, ordenen, vormgeven, presenteren?

Ieder mens verzamelt. Herinneringen, indrukken, gedachten. Sommigen schrijven. Ik denk aan een poppehuisje, een wunderkammertje, ik zag zo’n huisje, nog best groot, met een hamster erin. De zomer is voorbij. De herfst komt eraan. Alles is hetzelfde. Eeuwen geleden drukte men blurbs in boeken. Advertisement to the Last London Edition. Afdwalen als symptoom, niet als vormprincipe. Wat is een bewegende poel?

Robert Burtons boek is het enige boek waarvoor Dr. Johnson twee uur eerder uit zijn bed kwam.

Een panda, ziek van zwaarmoedigheid, depressief (want in gevangenschap), veinsde zwangerschap ‘to receive nicer food and round-the-clock care’. Ik zwerf over internet, ik heb twee mannen toegevoegd aan mijn verzameling. Ze staan aan weerszijden van een enorme haag. Ze staan in de verte. In minder dan twee minuten maaien ze het groen weg (Shindaiwa verses Honda brush cutting competition clearing lantana). Er is geen weerstand.

«