Nederland is geen land van schrijvers, maar van schilders. Ik geloof dat ik zoiets las in een essaybundel van Ramsey Nasr, zeker weten doe ik het niet. Als ik me niet vergis, ging het over Johannes Vermeer – over wie Nasr ooit dichtte, en wel in zijn eerste gedicht in de functie van Dichter des Vaderlands. Het kan ook Rudi Fuchs over Mondriaan zijn geweest. Ik sta in Noorwegen op een berg, ik weet het niet, het gaat me om taal, ik had Nasr en Fuchs nergens in moeten betrekken, het woord ‘maar’ bevalt me niet. Maar geeft zelden een tegenstelling aan, maar – sic, dus, op deze manier, zo, aldus – suggereert die wel. Alsof schrijven en schilderen ineens tegengestelde activiteiten zijn. Weg met schijntegenstellingen. De kortademigheid die het gevolg is van dat besluit (gortdroge regels, komma’s die al het werk moeten doen) een kwestie van gewenning. Kortademig is niet het juiste woord, het eten van droge muesli, lijkt het weglaten van ‘maar’ op. Geen honing, zoetigheid. De wens om een alinea vacuüm te trekken. Een activiteit als alle andere. Nederland is een land.

«