Ze moet een verhaal schrijven met een dier erin, een onmogelijke opdracht, maar goed, uiteindelijk heeft ze een verhaal geschreven over een hond, een verschikkelijk verhaal, de hond gaat langzaam onder haar huid zitten. In het begin is het nog wel leuk, maar het wordt erger en erger, de kinderen doen niks, zo gaat dat, de hond wordt haar gevangenis, tot ze het niet meer trekt. De situatie escaleert nadat ze de halve nacht is opgebleven om een verjaardagstaart voor haar zoon te bakken, ‘a cake of the greatest beauty and extravagance’. In een onbewaakt ogenblik – als ze met haar zus buiten staat omdat het auto-alarm is afgegaan, een vreselijk moment omdat ze zich op dat moment de onmededeelbaarheid van wat zich in haar afspeelt realiseert terwijl haar zus blijft ratelen over de mogelijke oorzaken waarom het alarm is afgegaan, haar totale eenzaamheid. Terug in huis staat de hond de cake op te schrokken. In een vlaag van woede trekt ze de hond aan de halsband van het aanrecht, sleept haar de keuken uit, slaat haar, in het gevecht dat ontstaat weet de hond zich los te rukken en weg te rennen, ‘her claws scrabling and sliding on the tiled floor’. De volgende dag wordt ze gebeld door allerlei bekenden die de hond door de stad zien lopen maar niemand krijgt haar te pakken. Hond is weg. Niemand in het schrijfklasje gaat in op de zwarte kern van het verhaal, het moment waarop ze zich, terwijl haar zus over de auto praat, haar diepe eenzaamheid realiseert. Ze ervaart die innerlijke pijn nu voor de tweede keer, maar deze situatie is schrijnender, want ze heeft haar pijn zojuist gedeeld, in een verhaal, dat niemand lijkt te horen. Het geeft me een vreemd soort voldoening dat wat ze vertelt, haar verhaal, overeenkomt met wat gebeurt. Natuurlijk ligt het complexer, want de schrijver van het boek, Rachel Cusk (Outline), vertelt dit verhaal van de vrouw die een verhaal vertelt, en ergens zit een vreemde lus.