We gingen schieten. De schietbaan was echt. Het geweer, de revolver en het pistool waren echt. De kogels waren echt (kaliber 12). Dat echte was bevredigend. In films zoeft de schietschijf na het schieten altijd richting de schutter in het hokje, dat was hier ook zo, je drukte op een knop en de schijf vloog op je af, het was bevredigend dat het ging zoals in de film. De instructeur, die stevig op zijn benen stond, vertelde dat een schotbeeld waarin de kogelgaten een zwermpje vormen het mooist is. Beheersing dus. Het krijgen van instructies en duiding was bevredigend,het woord altijd was bevredigend, vinger altijd naast de trekker, wapen altijd richting kogelvanger (= de muur die de kogels die het doel niet geraakt hebben opvangt). Het leren van nieuwe woorden was bevredigend, kogelvanger, keep, korrel. De klank klopte met de compactheid van de schietbaan, van de handeling, het stevig staan, het richten, de vinger op de trekker. Het schot zelf was gek genoeg het minst echt, alsof dat mijn bewustzijn aan flarden schoot, nee, aan flarden schieten suggereert rafels, daarvan was geen sprake, het schieten was schoon, precies, clean, het bewustzijn vernauwde zich, het hoofd ging een milliseconde op wit. De situatie was scherp. Dat was bevredigend. Het doorboren van het karton was bevredigend. Het opbrengen van concentratie, de duur ervan (ongeveer tien seconden per schot, inclusief herladen), de herhaling (tien schoten), de focus was bevredigend. Snelvuur was niet bevredigend. Een soort God zegene de greep want waarom zou ik me beheersen als het wapen uitnodigt tot automatisch gedachteloos doorschieten (affordance). Herladen voor elk schot was bevredigender. Sommigen ontdekten dat ze hun ene oog niet dicht konden doen.