Ze wist dat het doel van leven niet doodgaan is, maar doorgaan, in telkens andere vormen. Alles is ooit begonnen doordat kleine cellen begonnen te ademen, te groeien, te delen. Te versmelten en weer uiteen te drijven.

Ze wist dat vanaf dag één bacteriën de aarde hebben gerund, ze doen dat nog steeds.

Ze wist dat het leven op aarde een uiterst zeldzaam en kostbaar verschijnsel is in een voor de rest kolossaal, groot, morsdood heelal.

Ze wist dat sapiens niet de enige is die weet dat hij zal sterven, een olifant verwijdert zich van de kudde, een kat kruipt onder een struik, een walvis laat zich naar de bodem van de oceaan zinken.

Ze wist dat ‘wij’ zich deelde, dat ze op een dag was begonnen ‘ik’ te zeggen, dat het onmenselijke kracht en energie kostte om los te breken.

Ze wist dat één van hen tweeën als eerste zou sterven, dat leek onverdraaglijker dan dat ze zou sterven, of dat ze zouden sterven.

Ze wist hoeveel hartslagen en ademteugen haar nog restten, een robotje op internet had dat voor haar berekend.

«