Ze wist dat planten niet ontworteld raken, ze groeien eenvoudig om omstakels heen.

Ze voelde dat ze een zwak ontwikkelde voor bomen – niet alleen vanwege hun intelligente worteltopjes maar ook omdat ze midden in de nacht een aantal keer door het Vondelpark was gefietst, het tussen-ze-door deinen en zig-zaggen was magisch.

Ze vond het ongelooflijk dat ze niet eerder had stilgestaan bij de mogelijkheid dat oude bomen voor jonge zorgen, dat ze dat deden door voedsel vast te houden.

Dat planten twintig vormen van intelligentie kenden, waarbij die inschatting waarschijnlijk aan de lage kant lag.

Ze voelde in haar vezels dat kasplant een misplaatste uitdrukking was, dat de betekenis die sapiens eraan toekent erg ontoereikend is.

Ze vermoedde dat je behalve een olifantenhuid waarbij je weinig voelt een bomenhuid kunt kweken waarvoor het andere uiterste geldt.

«