Zijn is waargenomen worden. – George Berkeley

Normaal zie ik de pont niet. De veerman, hoog in zijn kajuit, gezeten achter glas, op een stoel die als een kapperskruk ronddraait, bestuurt ongezien de pont over het IJ en brengt me ongezien naar de drukke stad. Hij doet dat zwijgend en in stilte – en ik sta en staar over het water, zwijgend en in stilte, kijk naar de tientallen bouwkranen op beide oevers. Tot die ene dag waarop hij pirouettes ging draaien op het water. Toen stond ik op een traag reusachtig dier van staal, in het nauw gedreven, gevangen op het water. Hij kreeg de klep niet open toen hij wilde aanleggen bij de steiger. De pont is tweezijdig symmetrisch, als een worm, de kapitein voer in zijn achteruit, keerde op het water, keerde ook zijn stoel, en legde nogmaals aan zodat hij de klep aan de achterkant kon laten zakken. Dat lukte ook niet, beide kleppen zaten muurvast. Hij voer weer achteruit, terug naar het midden van het IJ, om nog een rondje te draaien. Nu ging de klep wel open, maar te vroeg, we voeren midden op het IJ, de loopplank viel open op het water, we hadden er zo over kunnen lopen – achteraf beschouw ik het als een mirakel dat het water niet over het dek stroomde. We stonden in open verbinding met het IJ. We konden nu wel van de pont af, maar hadden er niets aan. Ik ging wat naar achteren staan. De kapitein had een nieuw probleem: de open klep verhinderde hem om aan te leggen zonder de kade te rammen. En zo dreven we een half uur op het IJ – een tochtje dat normaal 12 minuten duurt. De duizenden keren dat je je probleemloos van A naar B verplaatst, wegzakt in gewoonte, in alledaagsheid, vallen weg bij die ene keer waarop ze doorbroken wordt. Dan ben je scherpzinnig, staan je volle vermogens aan. Dan toont het bestaan zich in zijn volle glorie: wreedheid en betovering. Angst en onrust. In zo’n overgangsperiode, in het onbekende, is het bestaan even in maximale waarde hersteld, schrijft Beckett.

[herinnering – bij het lezen van Beckett over Proust, tijd, gewoonte, het bestaan, lijden. Gewoonte noemt hij de meest draaglijke en bestendige van alle kwaden.]