Een maker is een stap voor. Twee stappen voor. In het begin moet je de kijker even bijpraten. Het kader scheppen voor de voorstelling. Bij haar is dat heel helder: lege vloer. Vandaaruit gaat ze bouwen.

Messy sessie. Snel een doorloop. Die kikkertjes in Ik wil dat jij een beer wordt moeten op toneel komen. Mensen aan de zijkant gaan kikkertjes gooien. ‘Dan blijkt dat dat werkt’. Zo komt ze op het idee van zwarte mannen. Je kunt dat laten zien. De wereld kan vanuit niets opgebouwd worden. De fantasie vult het toneel.

Wit kopje koffie. Als je schrijft kun je zeggen ‘dat is een wit kopje koffie’ en meteen daarna, dat is toch ook wel geel. Op dit voorbeeld komt ze later in het gesprek terug. Dan zegt ze: ik kan een wit kopje tonen en tegelijk zeggen ‘dat is geel’. Ik weet niet wat ze bedoelt. Ze bedoelt niet liegen.

‘We hebben met zijn allen afgesproken in onze maatschappij – dat is democratie – dat kunst belangrijk is, dat daar subsidie heen gaat. Dus dan maak ik dingen.’

‘Ik ben minder bezig met het waarom. En ook met het wat. Het kan elk onderwerp zijn. Een onderwerp doet er niet toe. Ik kijk naar een maker. Niet naar een schilderij met bloemen. Die bloemen horen bij het afbakenen. Bij het kijken wie je bent. Ik kan nu wel stellen dat ik theater kan maken op manier waarop ik theater wil maken. Ik ben bezig met het hoe.’

‘Ik loop tegen grenzen aan en die thematiseer ik.’

Doe maar, zegt ze tegen de acteurs. Gewoon lol maken. Ze gelooft in gelukkige mensen. Die spelen beter. Ze laat toeval toe. Soms werkt iets. Soms moet je van je regels en uitgangspunten afwijken: de uil krijgt stippen en de giraf is alleen een nek, terwijl haar vertrekpunt altijd is: het is wat het is. Toch klopt het ook bij de giraf: dat was precies één vel papier.

De doorloop met de technicus bestond uit worsten aan touwtjes in beeld trekken. ‘Iets je hoger, iets dieper.’ Ze geniet van haar werk. Is je glas half vol? vraag ik. ‘Half vol? Vol.’

Op een dag wakker worden en dan met origami in je hoofd zitten. En dan op een gegeven moment is zo’n voorstelling er. Met origami.

‘Innerlijke noodzaak maakt je tot kunstenaar. Wat dat is? Geen idee. Maar je herkent het als het er niet is. Je moet genoeg private gekte hebben om iets te maken, die moet je niet al te veel laten aanlengen.’

Ze beent iets uit. In een donkere zaal verberg je iets, een witte zaal is anders. Dat is dan een uitgangspunt. Daar denkt ze dan een jaar over na. Het maken is het leukst. Ze wil eerder klaar zijn. Niet pas op de premiere. Dan weet je namelijk niet wat je er van vindt.

Koud/groene muts/vriendelijk. Opvallend: ze stelt mij net zoveel vragen. Ze schrijft dingen op: vluchtigheid, witruimte.

«