Mensen maken dingen – kunst of iets wat erbij in de buurt komt – om uiting te geven aan hun behoefte aan contact of hun angst ervoor; mensen maken objecten om zich bloot te geven, hun littekens te overzien, en ze maken objecten om neerslachtigheid te ontlopen, om een ruimte te scheppen waarin ze zich vrij kunnen bewegen. Kunst hoeft geen herstellende functie te hebben; ze hoeft ook niet per se mooi of moreel te zijn. Toch is er ook kunst die op reparatie duidt; kunst die zich, net zoals Wojnarowizc’ aan elkaar genaaide halve broden, verdiept in de broze ruimte tussen scheiding en verbinding.

[…]

Er zijn zoveel dingen die kunst niet voor elkaar krijgt. Kunst kan de doden niet opnieuw tot leven wekken, geen ruzie tussen vrienden beslechten, aids niet genezen, de klimaatverandering niet vertragen. En toch heeft kunst een aantal bijzondere functies, het eigenaardige talent om te onderhandelen tussen mensen, ook tussen hen die zonder elkaar te ontmoeten toch in elkaars leven doorsijpelen en dat leven verrijken. Kunst kan beslist intimiteit creëren; ze weet beslist wonden te genezen, en kan nog veel beter verduidelijken dat niet alle wonden hoeven te genezen, dat niet alle littekens lelijk zijn.
Als ik nu gedecideerd overkom, is dat omdat ik uit ervaring spreek. Toen ik in New York arriveerde, was ik in stukken uiteengevallen, en het mag dan eigengereid klinken, maar toen ik me weer heel ging voelen was dat niet omdat ik iemand had leren kennen of verliefd was, maar omdat ik me liet leiden door dingen die anderen hadden gemaakt en ik er via dat contact langzaam van doordrongen raakte dat eenzaamheid, verlangen, niet betekent dat je hebt gefaald, maar eenvoudigweg dat je leeft.
In de steden vindt gentrificatie plaats, en die gentrificatie vindt ook in de emoties plaats*, met een vergelijkbaar homogeen, wit en krachteloos makend effect. Te midden van de schitteringen van het late kapitalisme wordt ons te verstaan gegeven dat alle moeilijke gevoelens – depressie angst, eenzaamheid, woede – simpelweg veroorzaakt worden door een verstoorde chemie; ze zijn een probleem dat opgelost moet worden, en geen reactie op structurele onrechtvaardigheid en ook niet op de essentie van de belichaming waarmee je geboren bent of, in de gedenkwaardige woorden van David Wojnarowicz, van de tijd die je uitzit in een gehuurd lichaam, met alle onvermijdelijke leed en frustratie van dien.
Ik geloof niet dat iemand leren kennen per se de remedie is tegen eenzaamheid. Ik denk dat er twee dingen zijn die een rol spelen: leren hoe je vriendschap sluit met jezelf en begrijpen dat veel dingen die ons als individu lijken te raken, in feite voortkomen uit grotere stigmatiserende en buitensluitende krachten, waartegen wij ons kunnen en moeten verzetten. Eenzaamheid is persoonlijk, en ze is politiek. Eenzaamheid is gemeenschappelijk; eenzaamheid is een stad. Er zijn geen regels voor hoe je er moet wonen, en je hoeft je ook niet te schamen dat je er woont; maar vergeet niet dat ons streven naar persoonlijk geluk niet boven onze verplichtingen jegens elkaar staat en ons er ook niet van ontheft. We zitten hier samen in, in deze opstapeling van littekens, deze objectwereld, deze fysieke, tijdelijke hemel die zo vaak het aanzien heeft van een hel. Vriendelijkheid is van belang, solidariteit ook. Alert blijven en openheid blijven betrachten zijn van belang, want als we één ding weten over wat er aan ons vooraf is gegaan, is het wel dat de tijd van gevoelens niet eeuwig blijft duren. – De eenzame stad, over de kunst van het alleen-zijn, Olivia Laing (vertaald door Laura van Campenhout)

* disneyficatie van gevoel