En zie, daar is een stad, een jaren- dertig-wijk, een straat, een huis in een rij, een achtertuin. Er staat een nestkastje op het terras (moet die niet ergens hangen?) en eraan voorbij loopt een man met een lege plastic tas.

Hij verdwijnt in een schuurtje, komt er aan de andere kant weer uit, loopt door een gangetje waarop meerdere achtertuinen uitkomen (het is een zogeheten ‘achterom’), steekt de weg over en houdt halt bij een buurtwinkel. Daar haalt hij een telefoon uit zijn zak en maakt een foto van een op de grond geplaatst bord waar met krijt op geschreven staat: ‘Rode druifjes zonder pit, heerlijk, iets stevig’.

Hij aarzelt nog een moment, werpt een blik op het krat met roodgele appels en het doosje tomaten in de etalage en laat zijn ogen gaan over een tegen de ruit geplakte mededeling. ‘Afscheid van onze enige echte groenteboer’ staat erop.

Dan stapt hij naar binnen.

Toos, een stukje in de zestig, staat achter de lange vitrine. Boven haar brandt het tl-licht. Tegen de wand achter haar staan in schuin geplaatste kratten de groenten en het fruit. De vitrine, ook met tl verlicht, is voor wat zuivel en vers gesneden groente. Op de toonbank een groot glas met scharreleieren. Langs de andere wanden nog enkele rekken, met blikken, potten en flessen. Zakjes rozijnen. Erboven hangt een oude lichtreclame: ,,De groente-vak-man”.

Aan de rekken een handgeschreven mededeling: ‘Al deze artikelen 25 procent korting’. Het woord ‘korting’ is meerdere malen onderstreept.

Deze buurtwinkel is de allerlaatste in de wijk. Decennia oud is hij, de zoon nam hem over van zijn vader. Die zoon is Bob, de echtgenoot van Toos. Bob staat, als hij in zijn busje geen bestellingen rondrijdt, altijd in de zaak – altijd in zijn blauwe groentemannenjas. Maar over tien dagen niet meer. Nooit meer.

De man, met de lege plastic tas, koopt er vaak zijn flessen bioappelsap. Ook nu. Ze staan al niet meer in het rek. Toos haalt ze van achter, uit de bestellingen. Daar zal Bob wel boos over zijn straks, zegt ze. En lacht. Ze telt haar dagen af. De dagen in de koude groentewinkel.

Ze doet de flessen in de meegebrachte plastic tas. Er is in de familie geen opvolger voor de winkel. En de klanten, die winkelen aan de rand van de wijk bij de supermarkt. Die sturen hooguit hun kinderen voor iets dat ze bij de supermarkt zijn vergeten. Ze krijgen dan van Bob altijd een appel. Voor de kinderen was boodschappen doen bij Bob vaak de eerste boodschap die ze zelfstandig deden. Wisselgeld stevig vast geknepen in de hand.

Als de man de winkel verlaat met zijn bioappelsap in de tas, terug naar die achtertuin, en we zoomen weer uit, vanaf de satelliet, is er niets gebeurd. Een buurtwinkel verdween, ergens in dit ijskoude universum.

stem: wim boevink
perspectief: ‘Klein verslag heet deze rubriek, maar soms gaat het over hele grote zaken. Eigenlijk gaat deze rubriek over de wereld zelf, zoals ze zich aan ons voordoet. Een universum. Grote woorden voor een klein verslag. Dat hakken we dus weer fijn, we draaien aan de grote lens van de satelliet, zoomen in, steeds verder, en halen die wereld dichterbij.’
titel: voor Bob en Toos, in dank
bron: trouw (2011)
mopw: meerstemmige encyclopedie / appel