Mijn gedachten dwalen altijd af als iemand iets zegt, nooit als iemand niets zegt. Wie niets zegt wekt altijd mijn interesse. Ik weet niet of dat komt door het niets zeggen of omdat hij niets zegt (wilsbesluit). Men zou in een trein geen stiltecoupé hoeven toe te wijzen als zwijgen de norm was. Schrijven is evenzo babbelende nonzenz. Als het eenmaal in gang is gezet, valt het uiteen, eindigt al het mogelijke. Misschien stuit ik op een wand: de illusie dat woorden iets betekenen. Krachtige uitvindingen: de dempende functie van televisie (mute-knop), een net gezeemd raam, een huis met een deur die op slot kan, de niet-carpoolende auto, vogels die wij niet begrijpen.