Bij Robert, één van de zes mensen bij de deur, laten we 40 euro in een grote, gele, onbeschreven envelop glijden. Een zevende wil ons tegenhouden, een achtste maant dat we mogen doorlopen. Iemand drukt een formulier in onze handen, een pen en een giftvoucher van 500 euro, waarop een stralende Byron Katie – grijs haar, fonkelblauwe ogen – ons uitnodigt voor negen incredible, life-changing days in Duitsland, three hours from Amsterdam. We betreden de aula en nemen plaats. We wachten. Onder de stoelen, op de gangpaden staan dozen tissues. Mensen stromen binnen, sommigen staan bevroren in omhelzingen. Alanis Morissettes That I would be good klinkt uit de speaker. We tellen de stoelen en rekenen uit hoeveel geld er in de envelop van Robert en de zijnen zit. We bekijken het formulier, het werkblad Oordeel over je naaste. ‘So sweetheart, step into my parlour,’ zal Byron Katie even later tegen een gelukkige ongelukkige zeggen. ‘Let’s do the work.’