Moedeloos moesten de kunstenaars constateren dat alles al eens was gedaan: er waren al eens concerten gegeven waarbij gedurende 0.0 seconden geen noot werd gespeeld; niet alleen geheel witte, zwarte of rode schilderijen, maar ook de kale muren van een museum waren al eens tentoongesteld; er waren al eens beelden als integraal onderdeel van het kunstwerk de grond in geheid; er waren al gedichten gemaakt door krantenberichten tot losse woorden te knippen en die vervolgens uit een zak te grabbelen; het ballet Relâche (‘Hedenavond geen voorstelling’) was al eens gewoon doorgegaan; en er was al een balletmuziekje voor hijskranen en olifanten in roze tutu’s gecomponeerd; er was al een boek geschreven met uitsluitend doorgestreepte zinnen; er was al een avondvullend toneelstuk door zes herdershonden opgevoerd en een flesje frisdrank in zee uitgegoten; er was al een kunstenaar geweest die zijn eigen ingeblikte uitwerpselen in de aanbieding had gedaan, en weer anderen die gebouwen en bruggen hadden ingepakt; er was al een acht uur durende film gemaakt over niets anders dan een tweetal slapende mensen; er waren zelfs al spoelen met onbelichte film afgedraaid in een uitverkochte bioscoop; er was ook al een kunstenaar die de hem ter beschikking gestelde expositieruimte had gevuld met het werk van een kunstenaar in een belendende ruimte of had verhuurd aan een parfumfabriek, omdat hij daar meer aan overhield dan aan de verkoop van zijn werk. En als het publiek verontwaardigd reageerde en het kunstwerk met mes of zuur was bewerkt, dan werd deze manifestatie van verontwaardiging als een nog ontbrekend essentieel element in het kunstwerk opgenomen. – De algehele geschiedenis van het denken