Marguerite Yourcenars idee van een voortdurend veranderende leeftijd spreekt me meer aan dan de in steen gehouwen absolute leeftijd van Harry Mulisch (17 jaar) – hoe verleidelijk ook. Je leven lang opgescheept met één getal, met de emoties en het karakter van een adolescent of kind of grijsaard, komt me eenvoudig te fatalistisch en angstaanjagend voor, te weinig reëel, te idealistisch, al is zo’n leeftijd, absoluut of relatief, in beide gevallen natuurlijk proza, vrucht van de verbeelding.

‘Mijn leeftijd verandert van uur tot uur (en heeft dat altijd gedaan): op momenten van vermoeidheid ben ik een eeuw, tien eeuwen oud; op momenten dat ik intellectuele arbeid verricht of een gesprek voer ben ik laten we zeggen veertig jaar; op ontspannen momenten, in de tuin, spelend met de hond, heb ik dikwijls het gevoel dat ik vier ben, wat ik nog steeds de mooiste leeftijd vind, volstrekt niet om de sentimentele redenen die men altijd aanvoert, en die ik zeer onjuist vind, maar omdat alles wat je ziet en gewaarwordt geheel nieuw is.’

Nauwgezet, met verbeten hartstocht, Marguerite Yourcenar