Tien jaar geleden las ik een stapel boeken over schrijven, omdat ik dacht dat ik het op die manier kon leren. Ik las Anne Lamott (Bird by bird) en Natalie Goldberg (Writing down the bones). Wat ik leerde was niet schrijven, maar praxis – elke ochtend, twee uur, voordat je iets anders doet. Vermoedelijk zocht ik eenvoud. Ik realiseerde me, zonder systeem ben ik nergens. ‘The simplest practice if you commit to it regularly, challenges you, cuts through. Even if you choose something of deep pleasure, when you give it structure it changes the game.’

Soms denk ik dat woorden er niet toedoen. Je onthoudt hoe iets je doet voelen. Infrastructuur is essentieel. Riolering maakt gelukkig. Het electriciteitsnet. Kabels op de zeebodem. Afvoer. Aanvoer. Logistiek. Verstopping. Je wordt gek als het om de woorden zou gaan, de willekeur ervan, je moet daar niet te lang bij stilstaan. Dat is niet waar, zegt Ginny Redish, volgens wikipedia net als Lamott en Goldberg ‘American writer’ en ‘Living people’. Ze wil niet dat ik zo denk. Woorden zijn belangrijk. Toch is het web geen archiefkast met documenten. Ze ziet het web als een gesprek, gestart door de bezoeker van een site of gebruiker van een app. Het gaat om die mogelijkheid van starten en stoppen.

‘People don’t come to web sites or mobile apps or social media for the joy of navigating or searching. They don’t usually come to admire the design. They don’t focus on the technology. They come for the content that they think (or hope) is there,’ schrijft Ginny Redish, die schrijft over schrijven voor het web. Zoals ik nooit kon wennen aan de term ‘gebruiker’ vraag ik me af of ik ooit zal wennen aan ‘content’, iets wat vastgehouden wordt door iets anders. Door de liefde en aandacht van de schrijver, denk ik dan, maar dat is kortzichtig. Hoe de lezer lekker in bed ligt, of in een wachtkamer zit, en besluit wel of niet te lezen. Het leven is een ijsberg. Ik denk steeds dat context er niet toe doet. Schrijven is metaforen kiezen.