Ik kijk kunst omdat ik dichtbij wil komen, me aan iemand wil overgeven. Omdat dat niet kan – niemand zit daarop te wachten, men heeft meer te doen – kijk ik naar het werk. Het werk is de omweg, via het werk krijg ik iets van iemand, zonder dat het ongemakkelijk wordt. Iemands drijfveren, verlangens, angsten. Het werk is een veilige buffer. Het innerlijk heeft een huid gekregen. Vorm. Je zit niet te poeren in een open zenuw. Ik vermoed die open zenuw niettemin aanwezig. Waarom anders maken of kijken? Iemand geeft iets, ik voel iets.

»